18847 |
overmoedig gedrag |
roekeloos:
roekeloos (L245b Tienray)
|
overmoedig, roekeloos gedrag [cranerie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33560 |
overrijp, beurs |
buikziek:
boekzīēk (L245b Tienray),
melig:
Veldeke aangepast
mèlig (L245b Tienray)
|
overrijp || Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
I-7
|
25065 |
overschot, restant |
klats:
#NAME?
klats (L245b Tienray),
meerrest:
Vör de mieërrest: wat het overige betreft, voor de rest, of verder.
mieërrest (L245b Tienray),
rest:
rest (L245b Tienray)
|
dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || overschot, restant
III-4-4
|
21168 |
overweg |
overweg:
òverwèèg (L245b Tienray)
|
de plaats waar men een spoorweg kan oversteken [overweg, bareel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18892 |
overwegen |
nadenken:
naodenke (L245b Tienray),
prakkiseren:
Zo wordt het ook genoemd.
prakkeziere (L245b Tienray)
|
goed nadenken, alles goed bekijken voordat men iets doet [nadenken, achterdenken, naprakkezeren, overdenken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24340 |
paaien |
kuitschieten:
Veldeke (aangepast)
koet schīēte (L245b Tienray)
|
Hoe noemt u eieren leggen, kuit schieten, gezegd van vissen (schodderen, rogen, paaien, aangaan) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33742 |
paal van de weideafrastering |
varenpaal:
vǭrǝpǭl (L245b Tienray),
weidepaal:
węi̯ǝpǭl (L245b Tienray)
|
De meeste opgaven in dit lemma duiden op een paal uit de draadomheining rond een weide. Deze opgaven zijn ontleend aan de antwoorden op de vraag ø̄Hoe noemt u de paal van de weideafrastering?ø̄ (N 14, 64). Een aantal opgaven is ontleend aan de vraag naar het algemene woord voor ø̄paalø̄ (S 27). De antwoorden op beide vragen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 64; S 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
22804 |
paar of onpaar |
omp of paar:
Komt ook voor bij het aftellen bij kinderspelen.
omp of paar (L245b Tienray)
|
Soms schijnt het [omp] alleen nog in het kinderspel bewaard. De kinderen laten elkaar raden: on of even, paar of omp, paar of ompert, effen of ontjes, enz. Kent u een dergelijk woord op deze manier? Zo ja, hoe luidt het en hoe gebruiken de kinderen het? [DC 31 (1959)]
III-3-2
|
33383 |
paardekrib |
paardsbak:
pɛrts˱bak (L245b Tienray)
|
De drink- en voerbak die vóór de paarden langs loopt, op een hoogte van ongeveer een meter. Het voer in de krib is meestal vrij fijn (haver, haksel). Zie ook het lemma "vaste voer- en drinkbak" (2.2.15). [N 5A, 59a en 59b; L 28, 52; L 42, 3; monogr.]
I-6
|
24414 |
paardenhorzel |
paardenhorzel:
perdehorzel (L245b Tienray)
|
paardenhorzel (eieren in de haren van paarden, larven in maag en darmen) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|