e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
poort poort: pǫrt (Tienray) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
poot poot: puǝt (Tienray) [N 76, 12] I-12
pootgoed, pootaardappelen poter: pø̜tǝr (Tienray) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5
pop pop: em pop (Tienray) pop [GTRP (1980-1995)] III-3-2
populier (alg.) populier: Veldeke aangepast  populier (Tienray) De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)] III-4-3
porseleinbloempje schildersverdriet: ± Veldeke  schildersverdriet (Tienray) Porselein bloempje (saxifraga umbrosa). Het porselein bloempje, ook Judastranen geheten, doet dienst als dankbaar zaadplantje in niet al te natte en donkere tuinen, dat bij ons goed voort wil, maar bij strenge vorst, zonder sneeuwbedekking, meestal afster [N 92 (1982)] III-2-1
portaal portaal: poͅrtōͅl (Tienray) portaal III-2-1
portefeuille portefeuille (fr.): portefullie (Tienray) de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)] III-3-1
pos jood: jud (Tienray) witvisje III-4-2
postbode brievendrager: Opm. is vroegere benaming.  brievendrèger (Tienray), post: pōst (Tienray) de persoon die de post bezorgt [bode, postbode, fak, fakteur, briefdrager, postknecht, postloper, post] [N 90 (1982)] III-3-1