21164 |
rails |
rails (<eng.):
rils (L245b Tienray)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19433 |
ramen lappen |
zemen:
ziəmə (L245b Tienray)
|
zemen
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammel:
remmel (L245b Tienray),
rammelaar:
rammeler (L245b Tienray)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || mannetje v haas of konijn
III-2-1, III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammele (L245b Tienray)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24626 |
rank |
rank:
rang (L245b Tienray),
Veldeke aangepast
rānk (L245b Tienray)
|
rank || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33580 |
ranken van de wingerd |
rank:
rang (L245b Tienray)
|
I-7
|
20515 |
ranzig |
garst:
garst (L245b Tienray),
garst spek: ranzig spek
garst (L245b Tienray)
|
ranzig || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
omrapen:
ømrāpǝ (L245b Tienray)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
muskaatrijf:
bəsxōͅtrif (L245b Tienray)
|
rasp om muskaatnoten te raspen
III-2-1
|
19839 |
raspen |
raspen:
rààspe (L245b Tienray, ...
L245b Tienray),
rijven:
rīvə (L245b Tienray)
|
raspen || raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|