23798 |
ratel van witte donderdag |
ratel:
ratel (L245b Tienray)
|
De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20529 |
rauw |
groen:
gruun (L245b Tienray),
rauw:
rauw (L245b Tienray)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
rulsen:
rø͂ͅlsə (L245b Tienray)
|
Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18868 |
razen en tieren |
razen:
râôze (L245b Tienray),
tieren:
tiere (L245b Tienray)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
razend:
râôzend (L245b Tienray)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24975 |
rechtop |
rechtop:
rēchtóp (L245b Tienray),
rechtop staand:
rēchtóp staond (L245b Tienray)
|
rechtop || rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21720 |
rechtspreken |
rechtspreken:
recht sprèke (L245b Tienray)
|
rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rechtvèèrdig (L245b Tienray, ...
L245b Tienray)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)] || rechtvaardig
III-1-4
|
24082 |
rector |
rector (lat.):
rector (L245b Tienray)
|
Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25083 |
reeks, rij |
resem:
rissem (L245b Tienray),
rits:
rits (L245b Tienray)
|
een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] || rij, reeks
III-4-4
|