33478 |
rode aalbes |
miemer:
mīēmer (L245b Tienray),
Veldeke aangepast De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
miēmer (L245b Tienray),
rode miemeren:
rode bessen
roeëj mie:mere (L245b Tienray)
|
aalbes [N 82 (1981)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
kroot:
krōǝt (L245b Tienray)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
24508 |
rode bosbes |
moelbeer:
Veldeke aangepast donkerblauwe bosbes
moelbèèr (L245b Tienray)
|
De rode bosbes, vossebes (bospalm, naagdebes, kwachtbes, gourbes, kroos, kreus, rode bleek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20655 |
rode kool |
rode kappes:
roeëje kappes (L245b Tienray),
ruəi̯ə kapəs (L245b Tienray),
rode kool:
roeëje koeël (L245b Tienray, ...
L245b Tienray),
rood moes:
roeëd moes (L245b Tienray, ...
L245b Tienray),
rood moes (L245b Tienray)
|
rode kool || Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)] || rode kool, plant en spijs
I-7, III-2-3
|
33487 |
rode renet, sterappel |
buitenrode:
bütte roeëje (L245b Tienray)
|
appelsoort
I-7
|
21733 |
roede |
pezerik:
pēzǝrek (L245b Tienray),
roe(de):
roei (L245b Tienray)
|
een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)] || Mannelijk geslachtsdeel. [N 76, 14; monogr.]
I-12, III-3-1
|
21183 |
roeien |
roeien:
roeie (L245b Tienray)
|
door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21184 |
roeispaan |
riem:
rīēm (L245b Tienray),
roeispaan:
roeispâôn (L245b Tienray)
|
het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24235 |
roek |
kraai:
krei (L245b Tienray)
|
Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
poele:
pulǝ (L245b Tienray),
poele, poele:
pulǝ, pulǝ (L245b Tienray),
wiele, wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ, wilǝ (L245b Tienray),
woele, woele, woele:
wulǝ, wulǝ, wulǝ (L245b Tienray)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|