e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rode aalbes miemer: mīēmer (Tienray), Veldeke aangepast De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).  miēmer (Tienray), rode miemeren: rode bessen  roeëj mie:mere (Tienray) aalbes [N 82 (1981)] I-7
rode biet kroot: krōǝt (Tienray) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode bosbes moelbeer: Veldeke aangepast donkerblauwe bosbes  moelbèèr (Tienray) De rode bosbes, vossebes (bospalm, naagdebes, kwachtbes, gourbes, kroos, kreus, rode bleek). [N 82 (1981)] III-4-3
rode kool rode kappes: roeëje kappes (Tienray), ruəi̯ə kapəs (Tienray), rode kool: roeëje koeël (Tienray, ... ), rood moes: roeëd moes (Tienray, ... ), rood moes (Tienray) rode kool || Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)] || rode kool, plant en spijs I-7, III-2-3
rode renet, sterappel buitenrode: bütte roeëje (Tienray) appelsoort I-7
roede pezerik: pēzǝrek (Tienray), roe(de): roei (Tienray) een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)] || Mannelijk geslachtsdeel. [N 76, 14; monogr.] I-12, III-3-1
roeien roeien: roeie (Tienray) door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)] III-3-1
roeispaan riem: rīēm (Tienray), roeispaan: roeispâôn (Tienray) het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)] III-3-1
roek kraai: krei (Tienray) Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] III-4-1
roep- en lokwoord voor de eend poele: pulǝ (Tienray), poele, poele: pulǝ, pulǝ (Tienray), wiele, wiele, wiele: wilǝ, wilǝ, wilǝ (Tienray), woele, woele, woele: wulǝ, wulǝ, wulǝ (Tienray) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12