33416 |
schuurpoort |
schuurdeur:
sxȳrdø̄r (L245b Tienray)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
19369 |
schuurtje |
schop:
open aan een kant, vooral voor karren
schöp (L245b Tienray),
schuurtje:
gesloten
schŭŭrke (L245b Tienray)
|
Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19063 |
schuw |
schuw:
Veldeke (aangepast)
schouw (L245b Tienray)
|
Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19160 |
schuwen |
schouwen:
schouwe (L245b Tienray)
|
schuwen, bang zijn voor
III-1-4
|
20962 |
selderij |
selderie:
Veldeke aangepast
selderie (L245b Tienray)
|
Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
24035 |
seminarie |
seminarie (<lat.):
simmenarie (L245b Tienray)
|
Het seminarie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19778 |
sering |
nagelbloem:
nagelbloem (L245b Tienray, ...
L245b Tienray),
-
nagelbloemen (L245b Tienray, ...
L245b Tienray),
nagelstruik:
nagelstroek (L245b Tienray, ...
L245b Tienray)
|
[DC 17 (1949)]sering [DC 17 (1949)] || seringenstruik
I-7, III-4-3
|
19401 |
servies |
servies:
servies (L245b Tienray)
|
Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19385 |
sierkleedje, antimakassar |
kleedje:
kledje (L245b Tienray)
|
Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20569 |
sigarenpijpje |
sigarenpijpje:
sigarepiepke (L245b Tienray)
|
sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|