20639 |
snuiftabak |
snuif:
snyf (L245b Tienray)
|
snuif
III-2-3
|
21858 |
snuisterij |
snuisterij:
snuisteri-j (L245b Tienray)
|
een klein sieraad, een aardig prulletje van geringe waarde [snuisterij, snuiselderij] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17590 |
snuit |
snuit:
Veldeke (aangepast)
snüt (L245b Tienray)
|
Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18971 |
sober |
sober:
soeëber (L245b Tienray)
|
afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20664 |
soep |
soep:
bekend waren: rundsoep, riestesoep, eertesoep, boeënesoep (zowel van witte als van bruine bonen), grüntesoep, kervelsoep, tpmatesoep, erpelsoep
sup (L245b Tienray)
|
soep
III-2-3
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
suptrin (L245b Tienray)
|
soepterrine
III-2-1
|
20512 |
soepvlees |
soepvlees:
soepvleis (L245b Tienray)
|
soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21289 |
soldaten |
volk:
vōlk (L245b Tienray)
|
algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23488 |
soldatenkerkhof |
oorlogskerkhof:
oeerlogskerkhof (L245b Tienray)
|
Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31504 |
solderen |
solderen:
sǫldīrǝ (L245b Tienray)
|
Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.]
II-11
|