21160 |
spoorweg |
spoor:
spòòr (L245b Tienray)
|
een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspǭrǝ (L245b Tienray)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
24493 |
sporkehout |
duivelskral:
duvelskralle (L245b Tienray),
peggenhout:
peggenholt (L245b Tienray)
|
vuilbomenhout || vuilboom
III-4-3
|
19707 |
sport van een stoel |
sproot:
sprōt (L245b Tienray),
sprōət (L245b Tienray)
|
ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)] || sport van een stoel
III-2-1
|
19359 |
spotten |
spotten:
spotte (L245b Tienray, ...
L245b Tienray)
|
de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
24249 |
spreeuw |
spraan:
sprāōn (L245b Tienray),
spreeuw:
sprŭw (L245b Tienray)
|
Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] || spreeuw
III-4-1
|
24994 |
sprenkelen |
sprenkelen:
sprenkele (L245b Tienray)
|
druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23602 |
sprenkelen met de wijwaterkwast |
asperges me:
asperges me (L245b Tienray)
|
Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24609 |
springzaad |
balsemien:
± Veldeke
balsemien (L245b Tienray)
|
Balsemien (impatiëns balsemina). De bovenste bladeren niet in kransen om de stengel. De stengel groeit rechtopstaand, meestal weinig vertakt en ongeveer 1/2 m hoog of lager. De bloemen zijn rood, wit of gevlekt, haast altijd …gevuld", alleenstaand of in g [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sprinkhaan (L245b Tienray),
sprīnkhaan (L245b Tienray)
|
sprinkhaan [DC 07 (1939)]
III-4-2
|