e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suikeroom suikeroom: soĕkeroeəme (Tienray) erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)] III-2-2
suikertante suikertant: soĕkertāānt (Tienray) erftante (suikertante) [DC 05 (1937)] III-2-2
sukkelen krakelen: kròkele (Tienray, ... ) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)] || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)] III-1-2
taai-taaiplank taalplank: tājplaŋk (Tienray) Plank die bij de taai-taaibereiding wordt gebruikt. Ten aanzien van de woordtypen die samengesteld zijn met peperkoek(s) zij opgemerkt dat het mogelijk is dat in de plaatsen waarvoor die opgaven gelden, de begrippen "peperkoek" en "taai-taai" samenvallen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''taai-taaideeg''. Wat betreft de woordtypen "speculaasvorm" en "speculatieplank" vermelden beide informanten dat het hier om een plank gaat die ook voor speculaasbereiding wordt gebruikt. [N 29, 91; monogr.] II-1
taaie pannenkoek leren thijs: lēͅrən tis (Tienray, ... ) koek zonder gist || pannenkoek zonder gist III-2-3
taal taal: taal (Tienray) taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)] III-3-1
tabakspruim pruim: proem (Tienray) pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] III-2-3
tabernakel tabernakel (<lat.): tabernakel (Tienray) Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)] III-3-3
tafel tafel: tōͅfəl (Tienray), toͅfəl (Tienray) een houten tafel [Roukens 12 (1937)] || tafel III-2-1
tafelgebed beden voor en na het eten: beͅjə vøͅr ən nōͅ ət ēͅtə (Tienray) Het tafelgebed vóór en na het eten. [N 96B (1989)] III-3-3