24494 |
tak (alg.) |
tak:
Veldeke aangepast
tak (L245b Tienray)
|
Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20476 |
tak van een geslacht |
familie:
familie (L245b Tienray)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
kroon:
Veldeke aangepast
kroeën (L245b Tienray)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24707 |
takken krijgen |
tak (mv.) krijgen:
Veldeke aangepast
täk krīēge (L245b Tienray)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18731 |
tanden poetsen |
tanden poetsen:
Vgl. SGV-enquête (L 246), blz. 37: tanden (mv.), tand [ev. = mv.]
poets ik mien tand (L245b Tienray)
|
Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
32584 |
tanden van een riek |
tanden:
tant (L245b Tienray)
|
Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.]
I-1
|
18728 |
tandenborstel |
tandenborstel:
tandenbörstel (L245b Tienray)
|
Tandenborstel [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18729 |
tandpasta |
tandpasta:
tandpasta (L245b Tienray)
|
Tandpasta [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tandpien (L245b Tienray)
|
kiespijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
20357 |
tante |
mui:
zelden; cf. WNT s.v. "mui (II)". Zie moei
mūī-j (L245b Tienray),
tant:
neen
tāānt (L245b Tienray)
|
tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|