| 25284 |
vierdel, maat van 125 gram of kwart pond |
vierdel:
(lang verouderd).
vierel (L245b Tienray)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 125 gram, dat is 1/4 pond [verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 20574 |
vieruursboterham |
vieruurskoffie, de -:
vieruurskoffie (L245b Tienray)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)]
III-2-3
|
| 23762 |
vigilie |
vigilie (<lat.):
vigilie (L245b Tienray)
|
De avond vóór een kerkelijke feestdag [vigilie, heiligavond]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 23739 |
vijf wonden van christus |
vijf wonden:
de vief wonde (L245b Tienray)
|
De vijf wonden, de kruiswonden van Christus [de vunnef wónde?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 20894 |
vijg |
vijg:
Veldeke aangepast
vīēg (L245b Tienray)
|
De eetbare, zoete, vlezge vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
| 25354 |
vijl |
rijf:
rīf (L245b Tienray),
vijl:
vil (L245b Tienray)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|
| 31371 |
vijlen |
vijlen:
vilǝ (L245b Tienray)
|
Een stuk hout bewerken met de houtvijl. [N 53, 159; A 38, 61; monogr.]
II-12
|
| 24961 |
vijver |
kuil:
koel (L245b Tienray),
poel:
(groter dan koel of viever).
pōēl (L245b Tienray),
vijver:
vīēver (L245b Tienray),
vīvǝr (L245b Tienray),
wijer:
węjǝr (L245b Tienray)
|
klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] || Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8, III-4-4
|
| 24386 |
vin |
vin:
Veldeke (aangepast)
vin (L245b Tienray)
|
Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 25277 |
vingerhoed, maat van 1 centiliter |
vingerhoed:
(= n maatje zonder vaste inhoud: vloeistof).
vingerhoed (L245b Tienray)
|
een maat die een inhoud aangeeft van 0,01 liter [vingerhoed] [N 91 (1982)]
III-4-4
|