e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vingerhoedskruid vingerhoedskruid: ± Veldeke vert. uit Ned?  vingerhoedskrúd (Tienray) Vingerhoedskruid (digitalis purpurea 30 tot 150 cm groot. De stengels en bloemstelen zijn viltig behaard, de bladeren zijn ei- tot lancetvormig, de bladrand is gekarteld. De bladeren zijn aan de onderkant grijsharig. De bloemen staan in eindstandige tro [N 92 (1982)] III-4-3
vink boekvink: boekvink (Tienray), boekvīnk (Tienray), vink: vīnk (Tienray) botvink || Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] || vink III-4-1
viool viool: viūəl (Tienray) Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] III-3-2
viooltje viool: vioeël (Tienray), viooltje: ± Veldeke  viöltje (Tienray) [N 92 (1982)] I-7
visaas aas: āōs (Tienray) aas om te vissen III-4-2
vishengel visgaard: visgerd (Tienray), visgarde: visgerd (Tienray) Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] || vishengel III-3-2, III-4-2
viskorf aalskorf: aolskörf (Tienray) aalsfuik III-4-2
vissen, ww. koekelen: koekele (Tienray), snoeken: snōēke (Tienray), stulpen: ö lang  stölpe (Tienray) stulpen, met de stulpmand vissen || vissen met kokkelkoorn || vissen op snoek III-4-2
vissnoer reep: rieep (Tienray) Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] III-3-2
vlaai met deegdeksel dekselvlaai: dɛksəlflāi̯ (Tienray) vla met deksel III-2-3