24773 |
vliegezwam |
vliegezwam:
± Veldeke uit Ned.
vliegezwam (L245b Tienray)
|
Vliegenzwam: een giftige paddestoel met een melkblanke steel, een helrode tot oranje hoed met witte schubjes, een kraag om de steel en een gerande knol; insekten sterven als zij erop gaan zitten (vliegendood, vliegenkampernoelie, duivelskers). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21192 |
vliegtuig |
vlieger:
vlīēger (L245b Tienray)
|
het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24505 |
vlierbes |
vlierkral:
vlīērkral (L245b Tienray)
|
vlierbes
III-4-3
|
19380 |
vliering |
vliering:
vliering (L245b Tienray)
|
Verdieping boven een zolder, onder de pannen, meestal gebruikt als opslagruimte (vliering, scheerzolder, bovenzolder, hanezolder) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33598 |
vlies in een vrucht |
vlim:
Veldeke aangepast
vlim (L245b Tienray)
|
Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)]
I-7
|
24980 |
vlijns, geelbruine aarde |
poestaarde:
#NAME?
poestèèrt (L245b Tienray)
|
geelbruine aarde tussen bruine grond en leem in [vlijns, vlijst] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24392 |
vlinder |
vlinder:
vlinder (L245b Tienray, ...
L245b Tienray,
L245b Tienray),
vlindmus:
(vroeger)
vlientmus (L245b Tienray)
|
vlinder [ZND 18G (1935)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vloeëj (L245b Tienray)
|
vlo
III-4-2
|
24964 |
vloed, hoogtij |
hoogwater:
hoeëg water (L245b Tienray)
|
vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34341 |
vloeibare ontlasting |
zeik:
zęi̯k (L245b Tienray)
|
[N 76, 36; A 9, 24d]
I-12
|