21784 |
vloek |
vloek:
vloek (L245b Tienray, ...
L245b Tienray,
L245b Tienray)
|
een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] || een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1990)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
21395 |
vloeken |
godveren:
godverre (L245b Tienray),
vloeken:
vloeke (L245b Tienray, ...
L245b Tienray,
L245b Tienray)
|
godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1990)] || Vloeken. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
23962 |
vloekje |
vloekje:
vlükske (L245b Tienray)
|
Een vloekje [vluukse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19702 |
vloertegel |
plavuis:
plavys (L245b Tienray)
|
plavuis
III-2-1
|
18217 |
vod |
tod:
WNT: tod (I), 1) Waardeloze, veelal gescheurde en smerige lap, lor, lomp, vod.
tod (L245b Tienray)
|
versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20483 |
voedsel |
eet, de -:
ēͅt (L245b Tienray),
eten:
èète (L245b Tienray),
kost:
kòòs(t) (L245b Tienray),
spijs:
spīēs (L245b Tienray),
vreten:
vrēͅtə (L245b Tienray),
als het slecht is
vrèète (L245b Tienray),
vrijdagskost:
vrei̯daxskōst (L245b Tienray)
|
het eten || vleesloos eten op vrijdag || voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)] || wat gevreten moet worden, slecht eten
III-2-3
|
25309 |
voet, maat van 0,28 m |
voet:
vōēt (L245b Tienray)
|
de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19486 |
voetbankje |
voetenbankje:
vutəbɛŋkskə (L245b Tienray)
|
voetbankje
III-2-1
|
19812 |
voetenbankje |
voetbankje:
voetbaenkske (L245b Tienray)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21199 |
voetganger |
voetganger:
vŏĕtgenger (L245b Tienray)
|
een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|