e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voornemens zijn van plan zijn: van plan ziên (Tienray) van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
voorploeg hoofd: hȳǝt (Tienray), voorploeg: vø̜r[ploeg] (Tienray) De voorploeg is het tweewielig voorstel van een zgn. karploeg. Behalve de veelal voor zichzelf sprekende benamingen voor deze voorkar zijn in dit lemma ook opgaven verwerkt, die hetzij een gedeelte van de voorploeg, hetzij het voorstuk van de voetploeg betreffen. Zo werd kop, hoofd, voorstel, voorkant of trekstuk opgegeven als benaming voor a) de voorkant of het opstaande deel van de voorploeg (L 244c, 268); b) het voorste gedeelte van een wentelploeg (L 295) of het mechanisme waarin de ploegboom van de wentelploeg draaibaar is verankerd (Q 162, 198b); c) het voorste gedeelte van een ploeg (K 317, 359, P 107a, Q 111, 162) of van de ploegboom (L 383), waaronder de ploegvoet of het steunwieltje zich bevindt (L 292, Q 9) en waaraan de kam bevestigd is (K 357, Q 96d, 188) of waaraan de ploeg wordt voortgetrokken (K 314, L 270, 282, 424, 429a, P 46, 51) en waar de voorbreedte geregeld wordt (Q 116). Voor de woorden hoofd, kop, kar, ploegwagen en ploegrullen, als benamingen voor andere ploegonderdelen, zie men de lemmata ploeghoofd c.a., ploegwieltje en ploegslede c.a. [N 11, 31.II.k; N 11A, 100a; monogr.] I-1
voorpoten met dikke knie stalbenen: stalbiǝn (Tienray) [N 3A, 143; monogr.] I-11
voorraad voorraad: veurrāōd (Tienray) de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)] III-3-1
vooruitkomen, vorderen plakken: plakke (Tienray) vooruitkomen [avanceren, vorderen, plakken, plakmaken, verkuvereren] [N 91 (1982)] III-4-4
voorzanger voorzanger: vøͅrzeͅŋər (Tienray) Een voorzanger [veurzenger,-zinger?]. [N 96B (1989)] III-3-3
voorzichtig voorzichtig: vörzichtig (Tienray) rekening houdend met wat er zou kunnen gebeuren, zorg dragend dat er niets verkeerd gaat [listig, roekelijk, voorzichtig] [N 85 (1981)] III-1-4
vork verket: vərkeͅt (Tienray) vork om mee te eten III-2-1
vormbewijs vormbriefje: vörmbriefke (Tienray) Het bewijs dat men gevormd is, vormbriefje [firmbrifje]. [N 96D (1989)] III-3-3
vormen vormen: vörme (Tienray) Vormen, het Vormsel toedienen [firme, fierme]. [N 96D (1989)] III-3-3