22342 |
vuistslag op de rug |
dof:
doef (L245b Tienray)
|
Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20126 |
waaks |
waaks:
Veldeke (aangepast)
waaks (L245b Tienray)
|
Hoe noemt u goed, ijverig waken, gezegd van een hond (gewarig, waaks, waakzaam) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
18860 |
waarderen |
mainteneren:
cf. VD s.v. "mainteneren"1. handhaven, in stand houden
menteniere (L245b Tienray),
tellen:
telle (L245b Tienray),
waarderen:
wardiere (L245b Tienray)
|
in ere houden, waarderen || op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19005 |
waarheid |
waarheid:
wāōrheid (L245b Tienray)
|
waarheid
III-1-4
|
21785 |
waarschuwing |
waarschuwing:
waarschouwing (L245b Tienray)
|
het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21589 |
wacht |
wacht:
wacht (L245b Tienray)
|
de taak om de kazerne te bewaken [vigilantie, wacht, faction] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
waken:
(lang verdwenen).
wake (L245b Tienray)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
wōͅfəl (L245b Tienray)
|
wafel
III-2-3
|
19814 |
wafelijzer |
wafelijzer:
wōͅfəlīzər (L245b Tienray)
|
wafelijzer
III-2-1
|
21162 |
wagon |
wagon (<eng.):
Opm. v.d. invuller: vroeger ook spòòrwage.
wagon (L245b Tienray)
|
een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)]
III-3-1
|