e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

Gevonden: 3725
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boomgaard bogaard: boͅgərt (Tienray), bongerd: boŋərt (Tienray) I-7
boomgroep drieklets: kastanjes, of hazelnoten; ook wel vierklets, viefklets.  drieklets (Tienray) 3 stuks bomen bij elkaar III-4-3
boomkruin kruin: Veldeke aangepast  krün (Tienray) De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)] III-4-3
boomleeuwerik leeuwerik: lēēwerik (Tienray) Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)] III-4-1
boomstronk boks: boks (Tienray), poest: knar, oude vergroeide eikenstronk  poest (Tienray) boomstronk || onderstuk ve boom dat na het afzagen in de grond blijft III-4-3
boomvruchten stelen stropen: stryəpə (Tienray) Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
boon, algemeen bonen: būǝnǝ (Tienray), boon: boeën (Tienray), būǝn (Tienray) boon || Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5, I-7
boos kwaad: kwāōd (Tienray), kwâôd (Tienray) boos, kwaad ten gevolge van een belediging [kwaad, boos, vuil] [N 85 (1981)] || kwaad, boos III-1-4
boot(je) boot(je): boeët (Tienray), schuit(je): (= boot met platte bodem).  schüt (Tienray) een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)] III-3-1
bord schotel: sxotəl (Tienray), telder: tēldər (Tienray) bord om van te eten || schotel, bord III-2-1