e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

Gevonden: 3725
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drager van het kerkvaandel vaandeldrager: vaandeldrager (Tienray) De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
dragon dragon: Veldeke aangepast  dragon (Tienray, ... ) Dragon; een overblijvende plant met smalle gaafrandige bladeren en 3 mm grote bloemhoofdjes waarvan de jonge bladeren dienen als specerij in sla en bij het inmaken van augurken, zilveruitjes, etc. (drakewortel, kloppenkruid, stragoen). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
drank drank: drāŋk (Tienray), drinken: uitspraak dreenke  drinke (Tienray), zatsel: zatsəl (Tienray) drank || drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] || hoeveelheid drank om dronken te worden III-2-3
dreef laan: laan (Tienray) een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)] III-3-1
drenzen blren: blère (Tienray), drenzen: drenze (Tienray), grijnen: cf. Vd s.v. "grijnen"zie ook grienen  grene (Tienray), jengelen: jengele (Tienray), knaaien: knâoje (Tienray) drenzerig huilen || op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)] || zeurig huilen III-1-4
dressoir commode-tje: kəmûûdje (Tienray) Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)] III-2-1
drie weesgegroeten drie weesgegroeten: de drie weesgegroeten (Tienray) De drie Weesgegroeten aan het begin van het Rozenhoedje of de Rozenkrans. [N 96B (1989)] III-3-3
driekleurig viooltje viool: vioeël (Tienray), viooltje: ± Veldeke  viöltje (Tienray) Driekleurig viooltje (viola tricolor 5 tot 40 cm groot. De bladeren zijn eivormig-langwerpig, gekarteld, de steunblaadjes zijn ingesneden; de bloemen hebben 4 omhoog gerichte, meestal blauwpaarse kroonbladeren en 1 naar onder gericht, meestal geelwit kr [N 92 (1982)] || viooltje, bloem III-4-3
driekoningen driekoningen: diekunninge (Tienray), driekunninge (Tienray) 6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)] || De naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari]. [N 88 (1982)] III-3-2, III-3-3
dries dries: dris (Tienray) In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.] I-8