23811 |
drievuldigheidszondag |
eerste:
den örste (L245b Tienray)
|
De eerste zondag na Pinksteren, het feest van de H. Drieëenheid of Drievuldig-heid, Drievuldigheidszondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18866 |
driftig |
giftig:
giftig (L245b Tienray),
kort geknoopt:
kort geknöpt (L245b Tienray),
kortaangebonden:
kort ángebónde (L245b Tienray)
|
driftig, boos || vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24939 |
drijfzand |
drijfzand:
drīēfzānd (L245b Tienray)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19575 |
drinkbeker |
drinkbeker:
drēŋk˂bēͅkər (L245b Tienray),
pintje:
pēntjə (L245b Tienray)
|
blikken drinkbeker || drinkbeker
III-2-1
|
20499 |
drinken |
lessen:
lèsse (L245b Tienray)
|
drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34333 |
drinken bij de zeug |
zuiken:
zȳǝkǝ (L245b Tienray)
|
Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a]
I-12
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glās (L245b Tienray)
|
drinkglas
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
schopje:
sxøͅpkə (L245b Tienray)
|
klein drinkglas op voet
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
drinkkuil:
dreŋkkūl (L245b Tienray)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
20564 |
droesem |
dras:
dras (L245b Tienray)
|
droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)]
III-2-3
|