19311 |
durfal |
allesdurver:
allesdörver (L245b Tienray)
|
iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19310 |
durven |
durven:
dörve (L245b Tienray)
|
durven
III-1-4
|
17837 |
dutje |
dutje:
dutje (L245b Tienray),
dutje dôên (L245b Tienray),
hazenslaap:
hazeslâôp (L245b Tienray)
|
Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21418 |
duur |
prijzig:
prīēzig (L245b Tienray)
|
veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21732 |
dwangbuis |
dwangbuis:
dwangbuus (L245b Tienray)
|
een op de rug sluitend jasje met lange mouwen om in razernij verkerende krankzin-nigen het gebruik van hun armen te ontnemen [dwangbuis, zotkapootje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21165 |
dwarsbalk |
biels:
biels (L245b Tienray)
|
de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19345 |
dwarsdrijver |
betweter:
betwieëter (L245b Tienray),
dwarsdrijver:
dwarsdrīēver (L245b Tienray),
dwarslap:
dwarslap (L245b Tienray),
dwarsligger:
dwarsligger (L245b Tienray),
dwarsoor:
dwarsoeër (L245b Tienray),
warsdrijver:
wersdriever (L245b Tienray),
warshout:
fig.
wershōlt (L245b Tienray),
warslap:
werslap (L245b Tienray),
warsoor:
wersoeër (L245b Tienray)
|
dwarsdrijver || dwarslap || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18904 |
dwaze, onbezonnen daad |
stommigheid:
stómmigheid (L245b Tienray)
|
een dwaze onbezonnen daad [akt, actie, kapsie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19260 |
dwingen |
dwingen:
dwinge (L245b Tienray, ...
L245b Tienray)
|
dwingen || het iemand onmogelijk maken anders dan op een bepaalde wijze te handelen [dwingen, nopen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33217 |
e. bijzondere rieken, naar het gebruiksdoel |
schanseriek:
sxānsǝrīk (L245b Tienray)
|
[N 18, 24]
I-5
|