e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fiets velo: velo (Tongeren), Algemene opmerking: de meeste benamingen zijn overgenomen uit het Frans.  në veeló (Tongeren), në véló (Tongeren), Algemene opmerking: voor het merendeel Franse benamingen.  velo (Tongeren), mannelijk  vélo (Tongeren) fiets [ZND 44 (1946)] || Fiets. [ZND 35 (1941)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)] III-3-1
fijn droog stof stub: stø̜p (Tongeren) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijne hagel fijne hagel: fəinə hoͅgəl (Tongeren) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
fijngebouwd fijn: fai̯n (Tongeren), licht: lex (Tongeren) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9
fijt fijt: fèt (Tongeren) ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)] III-1-2
filet, haas filet: osse-. kalfshaas Fr. filet  fillè (Tongeren) haas III-2-3
filter in de melkzeef zaandoek: zuǝnduk (Tongeren), zu̯onduk (Tongeren), zaanlapje: zu̯uǝnlɛpkǝ (Tongeren) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11
fitis keit: kēͅt (Tongeren) fitis (11 talrijk in boompjes en struiken; zang zacht en zoetvloeiend [N 09 (1961)] III-4-1
fladderen fladderen: fladdërë (Tongeren) fladderen III-4-1
flambouw flambouw (<fr.): flambouw (Tongeren), lantaarn (<fr.): lantièn (Tongeren), ën lantjèn (Tongeren) Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)] || Een lantaarn met daarin een brandende kaars die tijdens de processie naast het Allerheiligste werd meegedragen, flambouw. [N 96C (1989)] III-3-3