e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gedurige aanbidding gedurige aanbidding: de geduurige aanbidding (Tongeren) Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gedwee braaf: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  braaf (Tongeren), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  braaf (Tongeren), gedwee: gëdweee (Tongeren), gewillig: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  gewillig (Tongeren) Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)] III-1-4
geelgors kolenvos: cf ook korenvos (kuòrëvòs)  kuò’lëvòs (Tongeren), korenvos: kuwoͅrəvoͅs (Tongeren), cf. kolenvos (kuòrëvòs)  kuòrëvòs (Tongeren) geelgors || geelgors (16,5 bruine stuit; man heeft meer of minder geel aan kop en borst; hele jaar overal buiten stad en dorp te zien; ook veel op trek; bekraste eitjes; roep [tsp]; zang eenvoudig [ti-ti-ti-ti-...du]; kooivogel [N 09 (1961)] || gele schrijver III-4-1
geelzucht geel verf: gèl verf (Tongeren) de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)] III-1-2
geen ... waard geen cent waard: gen cent wiet (Tongeren) Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1
geen rust hebben krawieren: krëwīērë (Tongeren), kërwīērë (Tongeren) ongedurig heen en weer bewegen of lopen III-1-4
geer geer: gēr (Tongeren) Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.] II-7
geerakker geer: gēr (Tongeren), kortvoren: kǫt˲vuǝrǝ (Tongeren), kǫt˲vu̯ǫrǝ (Tongeren) Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.] I-1
geestelijke heer: de heer (Tongeren) Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)] III-3-3
geeuwen gapen: gaope (Tongeren), gōͅpe (Tongeren), gōͅpə (Tongeren) gapen [N 10 (1961)] III-1-2