e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gouden tor goudsmid: gòudsméed (Tongeren) goudkever III-4-2
gouden twintig frank goudstukje: ps. omgespeld volgens Frings.  ə gou̯t støkskə (Tongeren), louis: ps. omgespeld volgens IPA.  luu̯i (Tongeren), napoleon: ps. omgespeld volgens Frings (behalve de ?, letterlijk overgenomen).  napolei̯oŋ (Tongeren), ps. omgespeld volgens IPA.  napoleͅi̯oŋ (Tongeren, ... ) Betekenis en uitspraak van: napoleon? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] || gouden munt van 20 franc [N 21 (1963)] III-3-1
goudenregen (laburnum anagyroides med.) goudenregen: gòuërêngër (Tongeren) gouderegenstruik III-2-1
goudhaantje goudhaantje: goͅuthøͅŋkə (Tongeren) goudhaantje (9 zeer klein vogeltje; geel streepje op de kop; meestal in sparren; roep en zang heel hoog piepend [N 09 (1961)] III-4-1
goudrenet renet: rënèt (Tongeren) (goud)renet I-7
goudsbloem goudsbloem: [Calendula off.]  gòudsbloem (Tongeren) Goudsbloem (calendula officinalis). Grote oranjekleurige bloemen. Bijna alle vruchten zijn sikkelvormig gekromd. Gekweekt, ook in blekere kleuren en vaak verwilderd. Bloeitijd van mei tot november (gauwbloem, goudbloem, dodbloem). III-2-1
goudvink goudvink: gyoͅutveŋk (Tongeren), gòudvénk (Tongeren) goudvink || goudvink (14,5 grijs op de afbeelding is prachtig rood bij de man; zomer en winter vrij schaars; broedt in sparrenbos; worteltjesnest; roep hoog fluitend [pjuuu] [N 09 (1961)] III-4-1
graaf graaf: groaf (Tongeren) Graaf. [ZND 35 (1941)] III-3-1
graan stapelen in de schuur in het zet leggen: ęnt sęt lęgǝ (Tongeren), ringen: reŋǝ (Tongeren), rozen: rōzǝ (Tongeren), tassen: tā.sǝ(n) (Tongeren) Wanneer men met de oogstkar bij de boerderij is aangekomen, worden de schoven in de schuur opgetast, in afwachting van het dorsen. Dit gebeurt in een ruimte naast de dorsvloer, het schuurvak, of, bij plaatstekort, op een tijdelijk geconstrueerde schelf boven de dorsvloer. Zie hiervoor aflevering I.6 over Bedrijfsruimten van de boerderij. Zie ook het lemma ''korenmijt'' (5.1.18). In dit lemma staan de opgaven voor het tassen van de schoven bijeen. [N 5A, 69c; N 15, 46; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
graan vermeerderen laten zakken: lō.tǝ zakǝ (Tongeren), meer geven: mē.r gę̄.vǝ (Tongeren) De graantoevoer naar de steen opvoeren. Op deze wijze wordt gedeeltelijk de kwaliteit van het graan geregeld: hoe meer graan tegelijkertijd op de molen is, des te grover het wordt gemalen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛde graantoevoer regelenɛ.' [N O, 36j; Vds 153; Jan 160; Coe 141; Grof 163; N O, 19m add.; N O, 34l] II-3