e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
judas judas: zjudas (Tongeren) Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)] III-3-3
juffrouw juffrouw: juffrouw (Tongeren) juffrouw [ZND 27 (1938)] III-3-1
jukriem disselboomkettel: desǝlbǫu̯mkętǝl (Tongeren) Verbinding tussen het haam en de disselboom, als men met een tweespan rijdt. Verscheidene zegslieden verklaren dat een tweespan in hun gemeente niet (meer) voorkomt. [N 13, 12] I-10
jumper golf: gòl"f (Tongeren), jumper: žømpər (Tongeren) jumper, damesvest met mouwen en knopen [N 23 (1964)] || vrouwelijk kledingstuk: gebreik jasje met ritssluiting of knoopje III-1-3
jurk jupe (fr.): Et. wsch. zelfde oorspr. als Fr. jupe, jupon.  jaup (Tongeren), kleed: hɛt kleid van ana es veul laŋer as tat van mikə (Tongeren), kleit (Tongeren), klēͅi:t (Tongeren), klēͅid (Tongeren), kleͅit (Tongeren), klèid (Tongeren), klɛit (Tongeren) japon, jurk, vrouwenrok || jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)] || kleed [ZND A2 (1940sq)] || kleed (voor vrouwen, van hals tot knieën), japon || Kleed. Annas kleed is veel langer als dat van Mieke [ZND 44 (1946)] III-1-3
jus, vleesnat jus: ju (Tongeren), (Tongeren), zjü (Tongeren), saus: sās (Tongeren) Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)] || vleesnat || vleesnat, jus [ZND 36 (1941)] III-2-3
juweel juweel: zjëweel (Tongeren), zjëwéel (Tongeren) juweel || Juweel. Een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 114 (2002)] III-1-3
kaak kaak: kōͅk (Tongeren), i.e. het been.  kōͅk (Tongeren), wang: waŋ (Tongeren, ... ), Vlezig deel.  waŋ (Tongeren) kaak [N 10b (1961)] III-1-1
kaakbeen(rand) kaaksbeen: kōksbēijn (Tongeren), raak: raoke (Tongeren, ... ), rakel: rōͅkəl (Tongeren), Zonder tanden erin.  rōͅ.kəl (Tongeren) hoe noemt men het tandvlees ? [ZND 49 (1958)] || kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)] III-1-1
kaakgestel kaken (mv.): kôokë (Tongeren) Kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar, kaken). [N 106 (2001)] III-1-1