e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leverbloempje zoon-van-de-vader: [Anemone hepatica]  zoon van dë vôiër (Tongeren) leverbloempje III-4-3
leverpastei pat: ’pā̝tē (Tongeren) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst leverpens: lēͅ.vərpēͅ.ns (Tongeren), Lêvërpêns van mèt Keuning wô¯s ën Túngërsë spéssiàllëtait  lêvërpêns (Tongeren) leverpens || leverworst [Goossens 1b (1960)] III-2-3
libel en waterjuffer kledersnijder: klèiërsnaier (Tongeren) libel III-4-2
liberaal blauwe, een -: hey is ’n a blaja (Tongeren), ’t es enne bla͂a͂e (Tongeren), liberaal: hè es enne liberaol (Tongeren), ’n liberoal (Tongeren), riberaal: ’t es ne riberaol (Tongeren) Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lichaam corpus (lat.): kørpes (Tongeren), Gans het lichaam  korpus (Tongeren), lijf: et laaief (Tongeren), et laaif (Tongeren), laaif (Tongeren, ... ), laif (Tongeren), leif (Tongeren) het lichaam [ZND 30 (1939)] || het lijf [ZND 30 (1939)] || lichaam [N 10 (1961)] III-1-1
lichaamskracht fors: fors (Tongeren, ... ), foͅrs (Tongeren), mar.: lijkt me toch dat dit force (fr.) moet zijn  foͅrs (Tongeren), fup: fup (Tongeren, ... ), kevie: kəvi (Tongeren, ... ), B.v. hë hèt gèinë këvie mé én.  këvīē (Tongeren), macht: māg (Tongeren, ... ) fut, moed || lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4
lichaamsvocht water: et woiter (Tongeren), woͅitərt (Tongeren), wòiter (Tongeren) lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)] III-1-2
licht, steenlicht licht: lixt (Tongeren) De inrichting waarmee de loper in verticale richting versteld kan worden om de afstand tot de onderste steen te regelen. De taats van het staakijzer of de kleine spil rust daartoe in een taatspot. In oudere molens is deze pot bevestigd op een zware balk, de vonderbalk. Deze balk scharniert aan één zijde in de houtconstructie van de molen, aan de andere zijde wordt hij omhooggehouden met een hefboom, bestaande uit een lichtijzer en een lichtboom met daaraan een koord of ketting en een gewicht. Later werd dit type lichtwerk vooral in watermolens vervangen door een ijzeren systeem. Daarbij staat de taatspot op een ijzeren lat die door middel van een regelrad op en neer geschroefd kan worden (Janssen, pag. 88/89). Zie ook afb. 85. Blijkens de opgaven is licht in P 53 en P 56 onzijdig. [N 0,23a; A 42A, 30; Sche 58; Vds 109; Jan 139; Coe 120; Grof 142; N O, 23p; monogr.; Vld] II-3
lichte klei lichte leem: līxtǝ lēm (Tongeren) Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41] I-8