e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijk jong van de geit bokje: bøkskǝ (Tongeren) [N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21] I-12
mannelijk kalf durenkalf: dȳrǝ[kalf] (Tongeren), duur: dȳr (Tongeren) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen pink: peŋk (Tongeren) Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15] I-11
mannelijk kuiken haantje: høŋkǝ (Tongeren), hø̄nkǝ (Tongeren), hø̜ŋkǝ (Tongeren) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijk ree reebok: réebòk (Tongeren) reebok III-4-2
mannelijk schaap bok: bok (Tongeren), schapenbok: sxǭpǝbok (Tongeren), weer: weǝr (Tongeren), wē.r (Tongeren) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif davon: devoon (Tongeren), duiver: duiver (Tongeren), hoorn: hoan (Tongeren), hoorn (Tongeren), huø.n (Tongeren), Et. bet. doffer, vermoedelijk n contaminatie met Germ. *arn mannelijke vogel.  huo`n (Tongeren) 2. Doffer (mannetjesduif). || Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] || Hoe heet de mannelijke duif? [N 93 (1983)] III-3-2
mannelijke eend weender: wię.ndǝr (Tongeren), weenderik: więndrik (Tongeren), więndǝrik (Tongeren), wenderik: wiènd(ë)rïk (Tongeren) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]woerd, mannetjeseend I-12, III-4-1
mannelijke gans gan: go.nj (Tongeren), gant: gô’nt (Tongeren), gǫi̯nt (Tongeren) [A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.]gent, mannetjesgans I-12, III-4-1
mannelijke geit bok: bok (Tongeren), buq (Tongeren), bokje: bø̜kskǝ (Tongeren) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12