e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met de duiven naar de inkorfplaats gaan inkorven: gaan inko[rv}en (Tongeren), inzetten: gaan inzetten (Tongeren) Hoe zegt men: met de duiven naar de inkorfplaats gaan om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)] III-3-2
met de horens stoten, gezegd van de bok stoten: stōtǝ (Tongeren) [N 19, 75] I-12
met de kar achteruit rijden achterstoten: ātǝrstōtǝ (Tongeren) Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99] I-13
met de linkerhand met de linkerhand: mei de linkerhaand (Tongeren), met de linkse hand: met de leengse haand (Tongeren), met de lenksche haand (Tongeren), mèt de lénksche haand (Tongeren), met de linkse poot: met de lenksche poot (Tongeren) met de linkerhand [ZND 37 (1941)] III-1-2
met de poten dicht bijeen staan (te) eng staan: eŋ stø̜n (Tongeren) [N 8, 78a en 78b] I-9
met de poten roeren soppen: sǫpǝ (Tongeren) Met de poten in het water bewegen om zo de haren beter te kunnen weken. [N 28, 22; monogr.] II-1
met de poten te ver uit elkaar staan holbenig: hulbɛ̄i̯nex (Tongeren) [N 8, 78b] I-9
met de schop poten, kuiltjes maken inkuilen: enkǫu̯lǝ (Tongeren), planten: [planten] (Tongeren) Het poten met de hand, in tegenstelling tot het poten met de ploeg, bestaat eigenlijk uit drie handelingen: (a) het graven van een kuiltje met de schop ofwel het steken van een gat in de grond met de kruk; (b) het gooien van een pootaardappel in dat kuiltje; en (c) het weer dichtmaken van het gat. In de vragenlijst zijn de handelingen (a) en (b) apart afgevraagd; maar soms hebben de zegslieden toch met één algemene term geantwoord. Deze algemene termen voor poten staan achter in het lemma bijeen; voor de fonetische documentatie daarvan zij verwezen naar het lemma Poten. [N 12, 14 en 15; monogr.] I-5
met de voorpoten harkend over de grond krabben dabben: dabǝ (Tongeren), klauwen: klau̯ǝ (Tongeren), vooruitdabben: vø̄rau̯tdabǝ (Tongeren) Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74] I-9
met de zweep slaan of geluid geven klatsen: kla.tsǝ (Tongeren), kraken: krǭ.kǝ (Tongeren) Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.] I-10