e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roepwoord voor de stier mannetje: męnǝkǝ (Tongeren) [N 3A, 13] I-11
roeren roeren: ry(3)̄rə (Tongeren) roeren [ZND A2 (1940sq)] III-2-3
roerzeef passe-vite: Fr. passe-vite (merkbenaming)  pàsvit (Tongeren) soepzeef III-2-1
roest roesel: rosəl (Tongeren) roest (roester) [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
roestplek ijzermaal: aaizermaol (Tongeren), aaizermoal (Tongeren), aizermaôl (Tongeren), aizermoōl (Tongeren), bijv. op linnen  aizërmuo’l (Tongeren) roestplek [ZND 36 (1941)] || roestvlek van metaal III-2-1
roet roet: rut (Tongeren), ry(3)̄t (Tongeren), Dó¯stë veul rüut én dë sjòu  rüut (Tongeren) roet || rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)] III-2-1
roet2 roet: ry(3)̄t (Tongeren) roet (in de schoorsteen) [ZND A2 (1940sq)] III-2-1
rog rog: ròg (Tongeren) rog III-2-3
rogge koren: [koren] (Tongeren) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood roggebrood: rùggëbróod (Tongeren) roggebrood III-2-3