e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaden schaden: sjôië (Tongeren) schaden III-1-4
schaduw, lommer koeleschaai: we zitte èn de kuule schoi (Tongeren), lommer: loemmër (Tongeren), lŏĕmmər (Tongeren), ve zitta en de loemmer (Tongeren), ve zitta én de loumer (Tongeren), ve zitte ēn de loemer (Tongeren), we zitte èn de loemmer (Tongeren), schaai: sjôi (Tongeren) lommer, schaduw || schaduw (lommer) [RND] || Schaduw. Wij zitten in het lommer,... in de schaduw. [ZND 37 (1941)] III-4-4
schafttijd caf: kafe (Tongeren) schafttijd [RND] III-3-1
schande schande: sjaan (Tongeren, ... ), šān (Tongeren, ... ) Een schande. [ZND A1 (1940sq)] || Schande [scha.nd]. [N 96D (1989)] III-3-3
schapestal, schaapskooi schaapsstal: šu̯ops[stal] (Tongeren) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
scharnier gehengde: gëhéngtë (Tongeren), soms gebruikt  gëhéngdë (Tongeren), scharnier: šarnīr (Tongeren), šǝrnīr (Tongeren) Metalen toestel, bestaande uit twee delen die in elkaar grijpen en aan elkaar verbonden zijn door een pen waaromheen zij kunnen draaien. Scharnieren worden gebruikt voor alle delen van ramen en deuren die beweegbaar ten opzichte van elkaar moeten worden verbonden. Men onderscheidt ijzeren en koperen scharnieren; de laatste hebben meestal een ijzeren pen waarom zij draaien. [N 54, 78; monogr.] || scharnier aan poort of kan II-9, III-2-1
scharrelen dabben: dabǝ (Tongeren) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schede van de koe lijf: la.f (Tongeren) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheel zien scheel kijken: sjêel kiekë (Tongeren), scheel zien: sjêel zin (Tongeren) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op een zelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, scheel kijken, loensen) [N 108 (2001)] III-1-1
scheepje voor de wierook wierookpotje: t wirròukpùtsje (Tongeren) Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)] III-3-3