18727 |
scheerapparaat |
scheermachine:
ellektrik sjêrmesjien (Q162p Tongeren),
et ellektrik sjêrmesjien (Q162p Tongeren),
scheermachinetje:
sjêêrmësjingkë (Q162p Tongeren)
|
Een electrisch scheerapparaat [scheermachine, scheerder] [N 114 (2002)] || Electrisch scheerapparaat [DC 64 (1989)] || Ik scheer me niet meer nat, ik neem liever ... (het electrisch scheerapparaat). [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18402 |
scheermes |
schaars:
sjôôs (Q162p Tongeren)
|
Een scheermesje. Een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
34587 |
schei |
schei:
š˙ęi̯ (Q162p Tongeren),
scheien:
šē.ǝ (Q162p Tongeren)
|
Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr]
I-13
|
22148 |
scheidingswand tussen verschillende hokjes in een duivenmand |
binnenwand:
binnenwanden (Q162p Tongeren)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: scheidingswand tussen verschillende hokjes? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
26514 |
scheiplank |
schuif:
šø.̜jf (Q162p Tongeren),
šā.f (Q162p Tongeren)
|
Het plankje dat in de meelbak geplaatst wordt om het meel op te houden wanneer van zak verwisseld wordt. In sommige molens is aan de scheiplank een stok bevestigd die tot op de steenzolder reikt, zodat de molenaar vandaaruit kan scheiden. Zie ook afb. 83 en 84. [N O, 24d; A 42A, 42; Vds 165; Jan 171; Coe 156; Grof 187]
II-3
|
19070 |
schelden, schimpen |
schampen:
sjampë (Q162p Tongeren),
schimpen:
sjïmpë (Q162p Tongeren)
|
schimpen || schimpen, irriterende opmerkingen maken
III-1-4
|
33440 |
schelftakkenbossen, schelfhorden |
mutsemen:
mi̯ø̜tsǝmǝ (Q162p Tongeren),
mutsingen:
mei̯øtse.ŋǝ (Q162p Tongeren)
|
Boven op de beide balkenlagen van de schelf worden ter vorming van de zoldering (ter afdichting) takkenbossen gespreid. Het gebruik van takkenbossen is bij lange na niet algemeen. Een aantal benamingen die op de gebruikte takjes of roeden duiden, kunnen ook in gebruik zijn voor de schelfhorden als deze van takjes of roeden gevlochten worden. De schelfhorden bestaan uit gevlochten matten van twijgen of uit oude lappen stof. Om de afdichting te verbeteren wordt soms leem of stro gebruikt. [N 4A, 13c; N 4, 70]
I-6
|
20884 |
schelvis |
schelvis:
sjèlvès (Q162p Tongeren)
|
schelvis
III-2-3
|
24897 |
schemeren |
schemeren:
t schiemert me voor de ogen, afwisselend schitteringen en donkerte voor de ogen - het beeld gaat weg en komt weer
šimərə (Q162p Tongeren)
|
schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17728 |
schemeren van de ogen |
draaien:
dret veur mech
drēͅje (Q162p Tongeren),
schemeren:
mən ōugə sjimərə (Q162p Tongeren),
t sjimərt vør mən ōugə (Q162p Tongeren),
t šimərt mix vør mən ougə (Q162p Tongeren),
et sjemert
šemere (Q162p Tongeren),
sterren zien:
x sin stārə (Q162p Tongeren),
sterretjes zien:
x sin steͅrkes (Q162p Tongeren)
|
schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|