e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snotneus groene vink: Fig.  grijnə veŋk (Tongeren), hanenpoot: Fig.  hōͅnəpot (Tongeren), snotjong: snòtjúnk (Tongeren), snotlikker: snòtlêkkër (Tongeren), snotneus: en snotnaos (Tongeren), snotsneus: en snotsnaaut (Tongeren) neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] || snotjong, snotneus (invect.) || snotneus, snotjong III-1-2, III-1-4
snottebel snotbel: snotbel (Tongeren), snotbeͅl (Tongeren), snoͅtbeͅl (Tongeren) neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] III-1-2
snotteren snuffen: Met dubbele ff omdat de oe kort moet zijn.  snoeffë (Tongeren) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snutten, snoeven). [N 107 (2001)] III-1-2
snuiftabak snuif: snoef (Tongeren) snuifpoeder III-2-3
snuit snuit: snaut (Tongeren), snau̯.t (Tongeren, ... ), snāūt (Tongeren, ... ), snoet (Tongeren), snōēt (Tongeren, ... ), snūt (Tongeren, ... ), snūt (Tongeren) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] || Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b] I-12, I-9, III-1-1
snurken ronken: roŋkə (Tongeren, ... ), snurken: snørəkə (Tongeren, ... ) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
soda duivel: dy(3)̄vəl (Tongeren) natriumcarbonaat, wasmiddel III-2-1
soep sop: soͅp (Tongeren), sòp (Tongeren), (= soep).  soͅp (Tongeren) soep || Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] || Wat verstaat u onder: potaage, petazzie (soep, gekookte groente of stamppot?) a.u.b. ook de uitspraak aangeven [N 16 (1962)] III-2-3
soepketel, waterketel marmiet: merəmit (Tongeren), mərmit (Tongeren, ... ), streepje naar rechts op de swa  mərmit (Tongeren), soepketel: soͅpketəl (Tongeren) berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || ketel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
soepketeltje bidon: bidoŋ (Tongeren), bədoŋ (Tongeren, ... ), bidonnetje: bədøŋskə (Tongeren), tuit: tøi̯t (Tongeren), tøͅi̯t (Tongeren) keteltje van blik waarin men melk, soep e.d. naar de arbeiders in het veld brengt (perdons) [N 20 (zj)] III-2-1