e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speelplaats koer (<fr.): kōēr (Tongeren) 3. Speelplaats. III-3-1
speen tit: cf. Tongeren Wb. s.v. "tèt"p. 579 = fopspeen, zuigdotje  dë tie (Tongeren) speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 115 (2003)] III-2-2
speen van de koe deem: døm (Tongeren) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Tongeren, ... ), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  spek (Tongeren) spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)] III-2-3
spekhaak haak: wjøk (Tongeren) De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.] II-1
spekpannenkoek spekbraai: spɛkbroͅi̯ (Tongeren), spekkoek: spekkoek (Tongeren) pannenkoek [ZND 40 (1942)] || Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
spel (alg.) spel: e speehl (Tongeren), spéel (Tongeren) spel [GTRP (1980-1995)] || Spel. III-3-2
speld speld: spɛlt (Tongeren), spengel: speŋǝl (Tongeren), [WLD II.7: lm. speld, spengel (blz. 36)]  spiŋəl (Tongeren) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] || speld [ZND B1 (1940sq)] II-7, III-1-3
speldenkussen spengelenkussen: spɛŋǝlǝkø̄sǝ (Tongeren), spengelkussen: speŋǝlkø̜sǝ (Tongeren) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
spelen (alg.) spelen: speehle (Tongeren), spélë (Tongeren) spelen [GTRP (1980-1995)] || Spelen (ook voor geld). III-3-2