e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spreeuw koewachtertje: welke vogel wordt ook met "koewachtertje"aangeduid?  koewachtertje (Tongeren), spreeuw: sprēf (Tongeren), spréef (Tongeren) spreeuw [G 04 (1974)] || spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)] III-4-1
spreken, praten kallen: kallen (Tongeren, ... ), kalə (Tongeren), nie haod kallIâ (Tongeren) Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || praten, kouten [ZND B1 (1940sq)] III-3-1
spreuk spreuk: spreuk (Tongeren), sprj"k (Tongeren), sprjøk (Tongeren), ən spərjøk (Tongeren) een spreuk [ZND A2 (1940sq)] || Noem het (dialect)woord voor: een uiting zoals: "oordeel niet, opdat ge niet geoordeeld wordt"? [spreuk] [N 102 (1998)] III-3-1
springlap weerlap: weǝrlap (Tongeren) Lap of stuk zakkenstof onder de buik van een mannelijk schaap gebonden. Hierdoor verhindert men dat de bok kan dekken. [N 19, P 188 add.; monogr.] I-12
springstier springduur: spre.ŋdȳr (Tongeren) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
springzaad waterzak: [Balsamine hortensis]  wô’ttërzàk (Tongeren) hofbalsemijn III-4-3
sprinkhaan sprinkhaan: sprénkhôon (Tongeren) sprinkhaan III-4-2
sproeten sproetelen: sprutele (Tongeren, ... ), sprutələ (Tongeren) sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
sprokkelen (hout) rapen: (hout) rôopë (Tongeren), oprapen: oprôopo (Tongeren) Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, (hout) rapen, zeumeren, kneppen) [N 108 (2001)] III-1-2
spruiten spruiten: sprawtə (Tongeren), Brüssëlsë sprautë: (Brusselse) spruiten Verklw. sprêtsjës  spraut (Tongeren) spruitkool || spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] III-2-3