e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stalpoort, staldeur achterpoortje: ātǝrpi̯ø̜tšǝ (Tongeren), achterstaldeur: ātǝrstaldør (Tongeren), koestaldeur: [koestal]dør (Tongeren), staldeur: [stal]dør (Tongeren), [stal]dø̄r (Tongeren) In dit lemma worden de algemene benamingen verzameld voor de deur van een stal of koestal, zowel die voor de dubbele deur of poort als ook die van de enkele deur die alleen voor personen wordt gebruikt. Aan de hand van de vaak transparante samenstellingen is doorgaans wel uit te maken op welk type poort of deur de benaming betrekking heeft, waar deze zich bevindt of welk doel zij heeft. Vergelijk ook de lemmata "voorstaldeur" (2.2.11), "schuurpoort" (3.1.2) en "poort" (4.1.1). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2) en voor die van het woorddeel (koestal) het lemma "koestal" (2.2.1). [N 5A, 51b, 52a, 53c; N 4, 39; N 5,112a; A 10, 7a; monogr.; add. uit N 5A, 34b, 44b] I-6
stamboekstier ingeschreven duur: e.ngǝšrē.vǝn dȳr (Tongeren) Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b] I-11
stamppot moes: mōēs (Tongeren, ... ), potage: Fr. potage  pëtô’zjë (Tongeren), stomp: stoemp (Tongeren), stump (Tongeren) hutsepot || hutsepot van groenten || moes || Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)] || verschillende soorten kolen als gerecht III-2-3
standbeeld standbeeld: sta.nbelt (Tongeren), stambe.lt (Tongeren), Sub stattü: I, II-  stàandbèld, stàandbèild (Tongeren), statue (fr.): I, II-  stàttü (Tongeren) standbeeld [RND] || Standbeeld. III-3-2
stapvoets gaan stappen: stapǝ (Tongeren) De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a] I-9
station statie (<lat.): ich həb meinə pareplu en də stoasə lətə steun (Tongeren) Ik heb mijn paraplu in het station laten staan [ZND 46 (1946)] III-3-1
staven staven: stǭ.vǝ (Tongeren) De spijlen van het rondsel of van de wieg in zowel de water- als de windmolen. Zie ook afb. 58. In de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied was het rondsel vervangen door een, vaak metalen, kamrad. De benamingen voor de kammen van dit soort raderen zijn geplaatst in het lemma ɛkammenɛ.' [N O, 14b; N O, 50f; Vds 92; Jan 103; Coe 83] II-3
steeg, steegje baan, baantje: ə bəŋkə (Tongeren) een wegeltje tussen twee huizen of hagen [ZND B2 (1940sq)] III-3-1
steek tik: WNT: tik (IV), De drijhoekige hoed eens priesters, fr. tricorne, heet in Br. en Kemp. ook tik. Van Dale: 4. tik, (gew.) steek, tikkenhaan.  tēͅk (Tongeren) steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel in twee punten uitloopt (zoals de militarie steek) [suuberood, severo, tööt] [N 25 (1964)] III-1-3
steek met drie hoeken schapje: [sic]  šapkə (Tongeren) steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)] III-3-3