e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stempelen doppen: dòppë (Tongeren) stempelen als controle voor de werklozensteun III-3-1
stemvork diapason (fr.): diapəzű:̞ (Tongeren), dë diápazôô (Tongeren), Fr. diapason.  dïàppëzőo (Tongeren) Diapason: Stemvork en stemfluit. || het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork] [N 112 (2006)] || Stemvork, stemfluit. III-3-2
stenen pot, keulse pot kroeg: krux (Tongeren), meervoud bewaarpotten  kryx (Tongeren), mv. krijx  krux (Tongeren) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
stenen vloer brikken vloer: brekǝ vlū.r (Tongeren), mergelblokken: merǝgǝlblø̜k (Tongeren) Stenen vloer op de bedding van de beek om het uitspoelen van de bodem tegen te gaan. [Coe 18; Grof 33] II-3
stengel, steel stengel: stęŋǝl (Tongeren) Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
sterven doodgaan: dood góin (Tongeren), hemelen gaan: humoristisch  hiemele góin (Tongeren), sterven: sterve (Tongeren, ... ) sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)] III-2-2
sterx ster: stā.r (Tongeren), stār (Tongeren, ... ) ster [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
stiefdochter stiefdochter: dë stiefdòchtër (Tongeren) De dochter van een tweede man of vrouw (stiefdochter) [N 115 (2003)] III-2-2
stiefmoeder stiefma: dë stiefmaa (Tongeren), stiefmoeder: dë stiefmójjër (Tongeren), stīēfmóiër (Tongeren) De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)] || stiefmoeder III-2-2
stiefvader stiefpa: dë stiefpaa (Tongeren), stiefvader: dë stiefvojjër (Tongeren), stīēfvôiër (Tongeren) De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)] || stiefvader III-2-2