e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trekhaken, -ogen haambuizen: hǭmbau̯zǝ (Tongeren), haken: hyø̜k (Tongeren), oren: ōrǝ (Tongeren), trekijzer: trɛkai̯zǝr (Tongeren), trekogen: trekou̯.gǝ (Tongeren) IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12] I-10
trekharmonica harmonica: Vgl. pag. 590: trèkùl"gër: I-; Syn. (II, III) hàrmónïkkà.  hàrmónïkkà (Tongeren), pierement: I, II, III  pīērëmênt (Tongeren), trekorgel: I-  trèkùl"gër (Tongeren) 1. Harmonika. || Harmonika. III-3-2
trekken trekken: trekə (Tongeren, ... ), treͅikə (Tongeren), trɛkǝ (Tongeren) Te nauw zijn van een kledingstuk of een onderdeel daarvan. [N 62, 26b] || trekken [ZND A1 (1940sq)] II-7, III-1-2
trekken en talmen melken: ps. omgespeld volgens IPA.  melkə (Tongeren), pingelen: ps. omgespeld volgens Frings.  piŋələ (Tongeren) Trekken en talmen bij de verkoop, n.l. om zoveel mogelijk geld te krijgen [mulken?] [N 21 (1963)] III-3-1
trekschoffel trekschoffel: tręk[schoffel] (Tongeren) Op een hark gelijkend gereedschap, dat, in tegenstelling tot de duwschoffel, getrokken wordt. Er kunnen één of meerdere schoffelijzers aan de steel zitten. Het wordt gebruikt om onkruid te wieden of om de grond los te maken. Het is een kleine uitvoering van de hak voor lichter en fijner werk. Voor de fonetische documentatie van het woord(deel) schoffel zie het lemma Schoffel. [N 18, 49 en 51; monogr.] I-5
trekzaag, boomzaag kortzeeg: kǫt˲zē̜x (Tongeren) Zaag met een blad van 1.5 tot 2 meter lengte. De twee handvatten van de zaag liggen in het verlengde van het zaagblad en steken daar 30 √† 40 cm boven uit. De trekzaag dient om bomen en ruw hout door te zagen. Ze wordt bediend door twee personen. Zie ook afb. 2. De trekzaag wordt behalve door de houtzager ook door andere houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper zaagt er stukken boomstam mee die ongeveer de lengte van een duig hebben en de klompenmaker de zgn. bollen, stukken boomstam in de lengte van een klomp. [N E, 7; N 18, 128; N 47, 14; N 50, 11a + 17a; N 75, 116a; L 36, 49; Bakeman 8; monogr.] II-12
treuren treuren: trürë (Tongeren) treuren III-1-4
treuzelaar chipoteur (fr.): cf. fr. chipoter  sjïppëteur (Tongeren), langzaamdraaier: lansëmdrêe(j)ër (Tongeren) talmer || treuzelaar III-1-4
treuzelen chipoteren (<fr.): dè jong kan tjipotièra (Tongeren), drentelen: deə jong kan trentele (Tongeren), trentele (Tongeren), trakken: veel gebruikt  trakka (Tongeren), treuzelen: dè joong kan treuzela (Tongeren) Die jongen kan treuzelen (hij doet alles langzaam en verdroomt zijn tijd; geef de gemeenzame dialectwoorden en uitdrukkingen aan om dit uit te drukken). [ZND 37 (1941)] III-1-4
trichomonose het geel: het geel (Tongeren, ... ), trichomonage: Tricomonaise (Tongeren) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: Trichomonose: ziekte veroorzaakt door een parasitaire bacterie, die vooral huist in bek, keel en krop. Bij de besmette jongen zijn diarree met zure afgang de eerste verschijnselen. Er ontstaan gele ettergezwe [N 93 (1983)] || Kent U hiervoor een oudere volkse benaming? [N 93 (1983)] III-3-2