e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tricot gestrikt goed: gǝstrek gut (Tongeren), tricot: treko (Tongeren) Machinaal gebreide stof voor kousen, onderbroeken, borstrokken, lijfjes enz. gebruikt (Van Dale, pag. 2986). [N 62, 88; N 62, 75c; MW] II-7
triduüm tridum (<lat.): e triedijum (Tongeren) Een driedaagse godsvruchtoefening, triduüm . [N 96B (1989)] III-3-3
triktrakken bakspelen: bák speelë (Tongeren) het kansspel dat gespeeld wordt op een dubbel bord met puntige figuren, met schijven en dobbelstenen; triktrak [bakspel, bak, triktrakken, tiktakken] [N 112 (2006)] III-3-2
troef troef: ən trūf (Tongeren, ... ), ən trūūf (Tongeren), Bij S. de Grave en in Koenen staat het woord troef vermeld als ontlening aan het Fransch; in Koenen wordt als Fransch steekwoord "triomphe"opgegeven.  tru.f (Tongeren), Fr. triomphe.  trōēf (Tongeren) Een troef. [ZND A2 (1940sq)] || Triomphe: Troef (kaartspel). || Troef (kaartspel). III-3-2
troep biggen in het algemeen kudde: køt (Tongeren), nest: nęs (Tongeren) In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.] I-12
troep kippen kudde: køt (Tongeren) Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.] I-12
troeven kappen: kappë (Tongeren), troeven: trōēvë (Tongeren) 4. Afsnijden (bij kaartspel). || met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden] [N 112 (2006)] III-3-2
troffel troffel: trufǝl (Tongeren), trø̜fǝl (Tongeren) Metselaarsgereedschap, bestaande uit een metalen blad van driehoekige vorm aan een gekromde steel met houten handvat. De troffel wordt gebruikt om specie op de stenen te brengen en uit te strijken en om metselstenen op maat te hakken. Zie afb. 1a. Het woordtype schmeisstroffel was in Q 121 van toepassing op een troffel die bij het pleisteren werd gebruikt. De voorkant van het blad van deze troffel was, in tegenstelling tot dat van de gewone troffel, niet rond maar recht afgewerkt. Zie ook het lemma 'pleisteren'. [Wi 3; N 30, 7a; monogr.] II-9
trom trommel: truməl (Tongeren), NB troemmëlë: trommelen.  troemmël (Tongeren) Trommel. [ZND B2 (1940sq)] III-3-2
trommeltje trommeltje: tryməlkə (Tongeren) trommeltje [RND] III-3-2