id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19749 | tuinhuisje | zomerhuisje: zómërhêskë (Tongeren), zómërhöskë (Tongeren) | priëel III-2-1 |
33593 | tuinkers | kers: [Lepidium sativum] kas (Tongeren) | tuinkers I-7 |
33542 | tuinkervel | kelver: kølvər (Tongeren), [Anthriscus cerefolium] kèl"vër (Tongeren), kùl"vër (Tongeren) | [Goossens 1b (1960)]kervel || tuinkervel I-7 |
33615 | tuinman, boomkweker | boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman. bomkwekər (Tongeren) | [RND 08] I-7 |
33596 | tuinmelde | warmoes: wêr"mës (Tongeren) | hofmelde I-7 |
18710 | tuinwant | hoge haas: ho͂ͅghāsə (Tongeren) | wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3 |
19512 | tuit | tuit: tø̄t (Tongeren), tuitel: teutël (Tongeren), tø̄.təl (Tongeren), tø̄təl (Tongeren) | tuit || tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1 |
20746 | tulband | rhone royal (?): rōn rwai̯al (Tongeren) | Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
28810 | tule | tule: tøl (Tongeren) | Doorzichtig garenweefsel met fijne mazen, met of zonder patroon. [N 62, 82; N 62, 81b; N 59, 201; Gi 1.IV, 57; MW; monogr.] II-7 |
25971 | turbinemolen | turbine: tø̜rbin (Tongeren) | Molen waarvan het molenrad hetzij in het molengebouw zelf, hetzij in een ijzeren of betonnen constructie in de beek horizontaal geheel onder water ligt. Zie ook afb. 11. Het molenrad wordt in gang gezet door er water op te laten stromen, hetgeen bij het eerste type gebeurt door een voor een gat in de muur van het gebouw geplaatste sluis open te trekken. Bij het tweede type is de betonnen of ijzeren constructie voorzien van schoepen die als jalouzieën werken. De molenaar kan ze meer of minder openen, dus meer of minder water binnenlaten, en zo het rad sneller of langzamer laten draaien (Coenen, pag. 20). [Jan 5; Coe 5; Grof 16] II-3 |