e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
violier flier: [Cheizantus cheiri L.]  flīēr (Tongeren), violier: [Cheizantus cheiri L.]  flīēr (Tongeren), zomerflier: [Matthiola annuus]  zómërflīēr (Tongeren), zomerviolier: [Matthiola annuus]  zómërflīēr (Tongeren) Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau I-7, III-2-1
viool viool: dë viool (Tongeren), vijo.l (Tongeren), Fr. viole (: violon).  vïjóol (Tongeren) het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp] [N 112 (2006)] || Viole: Viool. || Viool. III-3-2
viooltje fleut: flùtte (Tongeren), [Viola], flùt (Paque: vleut, fleut) < violet  flùt (Tongeren) I-7
vis, algemeen vis: vès (Tongeren) vis III-4-2
vishengel garde: Sub vèslain: II+, III; Syn. (I, II-): gièd.  gièd (Tongeren), vislijn: dë vèslājn (Tongeren), veslaain (Tongeren), veslain (Tongeren), II+, III.  vèslain (Tongeren), Veel speelgoed maakten we zelf: pijlen en boog (pajl én bwòg), n katapult (ë sjietlêêr), n vislijn (n vèslajn), sabel en geweer (sôôbël én gëwêêr), n telefoon met twee luciferdoosjes (twee priemëdúskës), verbonden met een lange garendraad (gôôndrwòd) die strak gespannen moest zijn, dan kon men met elkaar spreken, telefoneren. Van krantenpapier (gëzèttëpëpier) n punthoed vouwen. Ook n bootje vouwden we van steviger papier. Veel groepsspelletjes, gezelschapsspelletjes, loopspelen begonnen met een aftelrijmpje en gingen vaak gepaard met een liedje of rijmpje. Denk aan "zakdoek leggen..."Kegelen (kùigëlë), òp stelten lopen (òp krùkkë lòupë), winkelke spelen (meisjesspel), make én pake spelen (met kinderkoets, wiegje, keukentje, enz. Kaartenhuisjes of kaartentoren bouwen. ...  ɛn vèslajn (Tongeren) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] || Een lange stok om te vissen. [ZND B2 (1940sq)] || Hengelroede. || het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede] [N 112 (2006)] || Wetenswaardigheden. [SND (2006)] III-3-2
vissnoer lijn: dë lājn (Tongeren) een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn] [N 112 (2006)] III-3-2
visvangst vangst: dë vángs (Tongeren) alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel] [N 112 (2006)] III-3-2
vlaai spiegel: spīēgël (Tongeren), taart: met toelichting van de bereidingswijze  tŏĕrt (Tongeren, ... ), taartvlaai: met toelichting van de bereidingswijze  tŏĕrtvloi-j (Tongeren), vlaai: vlōͅi̯ (Tongeren, ... ), vlòj (Tongeren, ... ), Mèt kèr¯¯mues wienë dó héel wat vlôië gëbàkkë vgl. toert "vlôi"met deksel  vlôi (Tongeren), Mèt kèr¯¯mës wienë dó héel wat vlôië gëbàkkë  vlôi (Tongeren) fijn gebak dat de huismoeders vooral ter gelegenheid van de kermis klaarmaken [ZND 48 (1954)] || ronde platte taart zonder deksel || ronde, platte taart zondere deksel || taart || Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] || vlaai [ZND A2 (1940sq)] III-2-3
vlaai met deegdeksel dekselvlaai: dɛksəlvlōͅi̯ (Tongeren), taart: turt (Tongeren) Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met reepjes deeg vlaai met richeltjes: vlōͅi̯ mɛt reͅxəlkəs (Tongeren) Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)] III-2-3