e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voedermengsel voor superprestaties (thans) popcorn: Opm. v.d. invuller: nieuw produkt.  popcorn (Tongeren) Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor superprestaties [N 93 (1983)] III-3-2
voederwikke wikke(n): wikǝ (Tongeren) Vicia sativa L. subsp. sativa. Een tot 1 meter hoge klimmende plant met en vrij stevige stengel, veervormige blaadjes, rood- blauwpaarse lipvormige bloemen en boonachtige vruchtjes. De plant bloeit van mei tot juli en wordt vooral op zandgronden als voedergewas geteeld. Vergelijk ook het lemma Vogelwikke [N Q, 1a; N 11A, 29d; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N P, 23 en 24] I-5
voedsel bik: bïk (Tongeren), Dë héltëd wêr¯¯kë vùr dêe(në) bïk: de hele tijd werken voor de "bik  bïk (Tongeren), eten: ēͅta (Tongeren), êta (Tongeren), ête (Tongeren), frip: frïp (Tongeren), én dat ammël vùr dêe frïp  frïp (Tongeren), knab: knab (Tongeren), vùr dë knab wêr¯¯kë: voor de kost, het eten  knab (Tongeren), kost: kos (Tongeren), kòs (Tongeren), kòs én énwónë Zën òugë dë kòs gêvë  kòs (Tongeren), vreet, de -: frêet (Tongeren), as béstë van në mïns hòugë(n) és hët bëkan altiëd vùr dë frêet  frêet (Tongeren) dat is krachtig voedsel [ZND 28 (1938)] || de kost || de vreet || eten || eten (znw.) [ZND 44 (1946)] || het eten || het voedsel || het vreten || kost III-2-3
voeg voeg: vūx (Tongeren) De ruimte tussen de metselstenen van een bouwwerk die met voegmortel wordt gevuld. Men onderscheidt doorgaande voegen in de lengterichting van het metselwerk, de lintvoegen, en de voegen die daar loodrecht op staan, de stootvoegen. [N 32, 29a; monogr.] II-9
voelen voelen: vülë (Tongeren) voelen III-1-4
voer voeder: fui̯ǝr (Tongeren) Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.] I-11
voer- en drinkgoot goot: gǭǝt (Tongeren) De goot die vóór de koeien langs loopt in de vloer van de stal, waarin het voer wordt uitgespreid en, soms, ook water wordt gegoten om het vee te drenken. Al de benamingen die verwijzen naar een opgemetselde bak zijn overgeplaatst naar het lemma "vaste voer- en drinkbak" (2.2.15). Zie ook dat lemma. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
voeren voeren: vujǝrǝ (Tongeren) Het aanbrengen van voering. [N 62, 18b; Gi 1.IV, 28; MW] II-7
voergang in de paardestal voerij: vrai̯ (Tongeren), vrē̜ ̞i̯ (Tongeren), vrɛi̯ (Tongeren) De gang, soms ook een grotere ruimte, in de paardestal vanwaaruit de paarden gevoerd worden. In de voergang sliep vaak de paardeknecht en stond de kist met haver en/of haksel (soms onder het bed van de knecht, Q 154). De voergang als slaapplaats van de knecht werd soms tot een apart vertrek in de paardestal. Als de knecht op zolder sliep, kon deze zolder ook wel met voederij aangeduid worden (Q 111). Zie ook de toelichting bij het lemma "slaapplaats van de knecht bij het vee" (2.3.10) en de daar genoemde lemmata. [N 5A, 59a en 59f; S 50; monogr.] I-6
voergang in een dubbele stal gang: gáŋk (Tongeren), voedergang: [voedergang] (Tongeren) In een dubbele stal, waar de koeien met de koppen naar elkaar toe staan, dient de middengang als voedergang en als hij breed genoeg is tevens als opslagplaats voor (groen)voeder. Het lemma omvat benamingen zowel voor de middengang in het algemeen als voor de middengang als voedergang. Zie voor de fonetische documentatie van (voedergang), (voergang) en (voerij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). Zie afbeelding 9. [N 5A, 57a; add. uit N 5A, 48b] I-6