e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrachtwagen camion (fr.): kamjôo (kamjőo) (Tongeren) vrachtwagen III-3-1
vreemde (man) buitenlander: buitenlander  bautëlendër (Tongeren), vreemdeling: vreemdeling  vrúmdëling (Tongeren) Noem het (dialect)woord voor: iemand uit den vreemde? [vreemdeling] [N 102 (1998)] III-3-1
vreemde duif die op het hok komt verdwaalde, een ~: verdwaalde (Tongeren) een vreemde duif die op het hok komt? [N 93 (1983)] III-3-2
vregelpaal treuil (fr.): tryl (Tongeren) In de Kempen en in het zuid-oosten van het onderzoeksgbied wordt een tweede boom voor het vastzetten van het hooi op de kar gebruikt. Deze vregelpaal is (doorgaans draaibaar) onder in de bak van de hoogkar gemonteerd en loopt door het midden van het verzwaarde dwarse sluithout, de bril. Het bindtouw werd dan om deze vregelpaal heengeslagen en daarna werd deze door middel van een stok of knuppel, de vregelstok, aangedraaid. Zie ook de toelichting bij het lemma ''vregelstok'' en afbeelding 15. De foto''s van afbeelding 15 zijn genomen in Mechelen aan de Maas (Q 9). [N 17, 14a; JG 1d, 2c; monogr.] I-3
vregelstok vregelstek: vrē̜gǝlštęk (Tongeren) De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.] I-3
vriend kameraad: kamərādə (Tongeren), kaməroͅt (Tongeren) vriend(in) [RND] || vrienden [ZND 44 (1946)] III-3-1
vriendelijk vriendelijk: vrïndëlik (Tongeren), vrïntëlik (Tongeren) vriendelijk || vrindelijk III-1-4
vriesweer droog (weer): drø̄x (Tongeren), koud (weer): kát (Tongeren) vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)] III-4-4
vriezenx vezen: correct overgenomen. ?? Stevens geeft vriezen  vaīzə (Tongeren), vriezen: vrīēzë (Tongeren) vriezen || vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)] III-4-4
vrijdagavond vrijdagavond: vrajdaag-wòvvënd (Tongeren) De vrijdagavond. [N 96C (1989)] III-3-3