e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bramenvlaai bramelenvlaai: brumələvlōͅi̯ (Tongeren) Bramenvla [N 16 (1962)] III-2-3
branden afbranden: ǭfbē̜nǝ (Tongeren), berren: binə (Tongeren), branden: bjęnǝ (Tongeren), vónke (Tongeren) branden [ZND 01 (1922)] || Na het krabben worden nog achtergebleven haren met brandend stro of een kaars of, moderner, met een (gas)brander verwijderd. [N 28, 25; N 28, 32] II-1, III-2-1
brandewijn snik: sjnïk (Tongeren) brandewijn III-2-3
brandhout brandhout: biəŋhout (Tongeren), meterhout: meterhout (Tongeren, ... ), stoofhout: stoofhout (Tongeren), vinkelhout: feunkelhout (Tongeren), funkelhout (Tongeren), vonkelhout: feunkelhout (Tongeren), fø&#x0304ŋkəlhoͅu̯t (Tongeren, ... ), føŋkəlhout (Tongeren, ... ), vonkelhout  fúnkëlhòut (Tongeren) [Lk 02 (1953)] [ZND 22 (1936)] [ZND 48 (1954)]brandhout [ZND 01 (1922)] || Brandhout voor de kachel [ZND 48 (1954)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)] I-7, III-2-1
brandkast in de sacristie coffre-fort (fr.): de còffre faor (Tongeren) De brandkast, kluis of safe, waarin de heilige vaten bewaard worden. [N 96A (1989)] III-3-3
brandmuur tussen woonhuis en stal brandgevel: brānt˲gīǝvǝl (Tongeren), hoofdwand: hø̜i̯wānt (Tongeren), scheidwand: šęi̯wānt (Tongeren) De scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de stallen van de boerderij. Doorgaans is dit de muur waartegen, aan de woonhuiskant, ook de schouw is aangebracht en die tot in de nok is opgetrokken. [N 5A, 22g en 32a; N 31, 41d; A 49, 6b] I-6
brandnetel brandnettel: [Urtica urens]  bràand(n)èttël (Tongeren), ittel: -  ittele (Tongeren), nettel: [Urtica dioica]  nèttël (Tongeren), nittel: [Urtica dioica]  nïttël (Tongeren), troepnettel: troep(n)èttël (Tongeren) brandnetel || brandnetel (Urtica L.) [DC 13 (1945)] || netel || netel (kleine) III-4-3
brasem brasem: brôsëm (Tongeren) brasem III-4-2
brede bovenhelft van de slagpen onderkant: de onderkaant (Tongeren) Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): brede bovenhelft (6) [N 93 (1983)] III-3-2
brede buikriem onderhulp: o.ndǝrhø.lǝp (Tongeren) Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73] I-10