e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dobber dobber: dë dòbbër (Tongeren) de kurken drijver(s) aan het snoer van een hengel [dobber, dop, kurk, upper] [N 112 (2006)] III-3-2
dochter dochter: daochtər (Tongeren), dòchtër (Tongeren), dóóchtər (Tongeren) dochter || dochter; en ze zei dat ze het ook aan haar dochter zou zeggen [ZND 04 (1924)] III-2-2
dode dode: dë dooië (Tongeren), lijk: t laaik (Tongeren), t lajk (Tongeren), ’t lājk (Tongeren) het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 115 (2003)] || het lijk [de liech] [N 96D (1989)] III-2-2
doden kapotmaken: kǝpǫt mǭkǝ (Tongeren) De in dit lemma opgenomen gegevens duiden op het doden in het algemeen. De woordtypen kunnen betrekking hebben op zowel het doden van een varken als van een rund. Een bij de opgave eventueel bijgevoegd object ''varken'', ''rund'', ''koe'', ''beest''is niet in het woordtype opgenomen. De opgaven die wijzen op een doden door slaan met een hamer zijn ondergebracht in het lemma ''verdoven'', omdat het slachtdier in de regel door de slag eerst verdoofd raakte. Hierna kon het gemakkelijk gedood worden door steken of snijden. [N 28, 11a; N 28, 11b; N 28, 12 a; monogr.] II-1
dodenhuisje doodhuisje: dóidhəskə (Tongeren) Een mortuarium, dodenkapel in of bij de kerk. [N 96A (1989)] III-3-3
dodenwake wake: waôke (Tongeren) de dodewake [doeëdewach] [N 96D (1989)] III-2-2
doedelzak doedelzak: doe`ddëlzàk (Tongeren), dë dōēdëlzák (Tongeren), Zeldz.  doe`lzàk (Tongeren) Doedelzak. || het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak] [N 112 (2006)] III-3-2
doek doek: doek (Tongeren) doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doek -> [wld iii 2.2] witte doek: ’ne witte doek (Tongeren) een witte doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doel goal (eng.): Eng. goal doel.  góol (Tongeren) 1. Doel bestaand uit drie latten en een net (voetb.). III-3-2