22415 |
dobber |
dobber:
dë dòbbër (Q162p Tongeren)
|
de kurken drijver(s) aan het snoer van een hengel [dobber, dop, kurk, upper] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20332 |
dochter |
dochter:
daochtər (Q162p Tongeren),
dòchtër (Q162p Tongeren),
dóóchtər (Q162p Tongeren)
|
dochter || dochter; en ze zei dat ze het ook aan haar dochter zou zeggen [ZND 04 (1924)]
III-2-2
|
20419 |
dode |
dode:
dë dooië (Q162p Tongeren),
lijk:
t laaik (Q162p Tongeren),
t lajk (Q162p Tongeren),
’t lājk (Q162p Tongeren)
|
het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 115 (2003)] || het lijk [de liech] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
25373 |
doden |
kapotmaken:
kǝpǫt mǭkǝ (Q162p Tongeren)
|
De in dit lemma opgenomen gegevens duiden op het doden in het algemeen. De woordtypen kunnen betrekking hebben op zowel het doden van een varken als van een rund. Een bij de opgave eventueel bijgevoegd object ''varken'', ''rund'', ''koe'', ''beest''is niet in het woordtype opgenomen. De opgaven die wijzen op een doden door slaan met een hamer zijn ondergebracht in het lemma ''verdoven'', omdat het slachtdier in de regel door de slag eerst verdoofd raakte. Hierna kon het gemakkelijk gedood worden door steken of snijden. [N 28, 11a; N 28, 11b; N 28, 12 a; monogr.]
II-1
|
23388 |
dodenhuisje |
doodhuisje:
dóidhəskə (Q162p Tongeren)
|
Een mortuarium, dodenkapel in of bij de kerk. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20441 |
dodenwake |
wake:
waôke (Q162p Tongeren)
|
de dodewake [doeëdewach] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
22674 |
doedelzak |
doedelzak:
doe`ddëlzàk (Q162p Tongeren),
dë dōēdëlzák (Q162p Tongeren),
Zeldz.
doe`lzàk (Q162p Tongeren)
|
Doedelzak. || het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18252 |
doek |
doek:
doek (Q162p Tongeren)
|
doek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
18288 |
doek -> [wld iii 2.2] |
witte doek:
’ne witte doek (Q162p Tongeren)
|
een witte doek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
Eng. goal doel.
góol (Q162p Tongeren)
|
1. Doel bestaand uit drie latten en een net (voetb.).
III-3-2
|