e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doelloos friemelen friemelen: friemëlë (Tongeren), futselen: korte oe  foetsëlë (Tongeren) Doelloos met de handen spelen (haffelen, friemelen, krawietelen) [N 108 (2001)] III-1-2
doelman goalkeeper (eng.): Eng. goal doel en keeper, van to keep vatten, pakken.  góolkïppër (Tongeren) Keeper, doelverdediger (voetb.). III-3-2
doelpunt goal (eng.): Eng. goal doel.  góol (Tongeren) 2. Doelpunt (voetb.). III-3-2
doen doen: dün (Tongeren) doen III-1-4
doffer, mannelijke duif haan: hoan (Tongeren), haan/hoorn: woin (Tongeren), haan/horen: woin (Tongeren), hoorn: huò’n (Tongeren) doffer, mannetjesduif || doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)], [ZND 39 (1942)] III-4-1
dogkar dogkar: doq˱kār (Tongeren) Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.] I-13
dokter dokter: dəktoor (Tongeren) Hij woont naast de dokter, naast Verbelen [ZND 44 (1946)] III-1-2
dokteren dokteren: dòktoorë (Tongeren) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 107 (2001)] III-1-2
dokterskar begijnenkarretje: bǝgāi̯nǝkērkǝ (Tongeren) Tweewielig rijtuigje met vier hoge wanden met raampjes en een afneembare kap, dat vaak door dokters gebruikt werd. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 101, 9; L 27, 33; monogr.] I-13
dom dom: de dòm (Tongeren), dóm (Tongeren), domkerk: ən dòmkerk (Tongeren) dom || Een dom, domkerk. [N 96A (1989)] III-1-4, III-3-3