21127 |
fiets |
velo:
velo (Q162p Tongeren),
Algemene opmerking: de meeste benamingen zijn overgenomen uit het Frans.
në veeló (Q162p Tongeren),
në véló (Q162p Tongeren),
Algemene opmerking: voor het merendeel Franse benamingen.
velo (Q162p Tongeren),
mannelijk
vélo (Q162p Tongeren)
|
fiets [ZND 44 (1946)] || Fiets. [ZND 35 (1941)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)]
III-3-1
|
33688 |
fijn droog stof |
stub:
stø̜p (Q162p Tongeren)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
25170 |
fijne hagel |
fijne hagel:
fəinə hoͅgəl (Q162p Tongeren)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33837 |
fijngebouwd |
fijn:
fai̯n (Q162p Tongeren),
licht:
lex (Q162p Tongeren)
|
Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c]
I-9
|
18121 |
fijt |
fijt:
fèt (Q162p Tongeren)
|
ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
20511 |
filet, haas |
filet:
osse-. kalfshaas Fr. filet
fillè (Q162p Tongeren)
|
haas
III-2-3
|
34242 |
filter in de melkzeef |
zaandoek:
zuǝnduk (Q162p Tongeren),
zu̯onduk (Q162p Tongeren),
zaanlapje:
zu̯uǝnlɛpkǝ (Q162p Tongeren)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
24145 |
fitis |
keit:
kēͅt (Q162p Tongeren)
|
fitis (11 talrijk in boompjes en struiken; zang zacht en zoetvloeiend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24146 |
fladderen |
fladderen:
fladdërë (Q162p Tongeren)
|
fladderen
III-4-1
|
23264 |
flambouw |
flambouw (<fr.):
flambouw (Q162p Tongeren),
lantaarn (<fr.):
lantièn (Q162p Tongeren),
ën lantjèn (Q162p Tongeren)
|
Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)] || Een lantaarn met daarin een brandende kaars die tijdens de processie naast het Allerheiligste werd meegedragen, flambouw. [N 96C (1989)]
III-3-3
|