23666 |
gedurige aanbidding |
gedurige aanbidding:
de geduurige aanbidding (Q162p Tongeren)
|
Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18916 |
gedwee |
braaf:
NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??
braaf (Q162p Tongeren),
ook materiaal 23, 69; znd 35, 49
braaf (Q162p Tongeren),
gedwee:
gëdweee (Q162p Tongeren),
gewillig:
ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49
gewillig (Q162p Tongeren)
|
Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24150 |
geelgors |
kolenvos:
cf ook korenvos (kuòrëvòs)
kuò’lëvòs (Q162p Tongeren),
korenvos:
kuwoͅrəvoͅs (Q162p Tongeren),
cf. kolenvos (kuòrëvòs)
kuòrëvòs (Q162p Tongeren)
|
geelgors || geelgors (16,5 bruine stuit; man heeft meer of minder geel aan kop en borst; hele jaar overal buiten stad en dorp te zien; ook veel op trek; bekraste eitjes; roep [tsp]; zang eenvoudig [ti-ti-ti-ti-...du]; kooivogel [N 09 (1961)] || gele schrijver
III-4-1
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
gèl verf (Q162p Tongeren)
|
de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
21586 |
geen ... waard |
geen cent waard:
gen cent wiet (Q162p Tongeren)
|
Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
19280 |
geen rust hebben |
krawieren:
krëwīērë (Q162p Tongeren),
kërwīērë (Q162p Tongeren)
|
ongedurig heen en weer bewegen of lopen
III-1-4
|
29054 |
geer |
geer:
gēr (Q162p Tongeren)
|
Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.]
II-7
|
32746 |
geerakker |
geer:
gēr (Q162p Tongeren),
kortvoren:
kǫt˲vuǝrǝ (Q162p Tongeren),
kǫt˲vu̯ǫrǝ (Q162p Tongeren)
|
Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.]
I-1
|
24078 |
geestelijke |
heer:
de heer (Q162p Tongeren)
|
Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17834 |
geeuwen |
gapen:
gaope (Q162p Tongeren),
gōͅpe (Q162p Tongeren),
gōͅpə (Q162p Tongeren)
|
gapen [N 10 (1961)]
III-1-2
|