34063 |
geslachtsrijpe koe |
vaars:
vi̯es (Q162p Tongeren),
vi̯ęs (Q162p Tongeren)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
23491 |
gesloten kapelletje? |
bedehuisje:
ə bèèhəskə (Q162p Tongeren),
bedekapelletje:
ə bèèkəpelləkə (Q162p Tongeren)
|
Een kapelletje waar men niet in kan, waarin achter traliewerk een kruis of een beeld staat. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34472 |
gesneden haan |
kapuin:
kapūn (Q162p Tongeren)
|
[N 19, 60a; monogr.]
I-12
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hǭ.mǝl (Q162p Tongeren),
hǭmǝl (Q162p Tongeren)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bē̜rǝx (Q162p Tongeren),
bę.rǝx (Q162p Tongeren),
bęrǝx (Q162p Tongeren),
bɛrx (Q162p Tongeren)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
gelts:
gɛls (Q162p Tongeren)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
geͅps (Q162p Tongeren),
gieps (Q162p Tongeren),
gjèps (Q162p Tongeren),
gjɛps (Q162p Tongeren),
gèps, gièps (Q162p Tongeren),
Ook gèps.
gièps (Q162p Tongeren)
|
Gesloten, vaak min of meer vierkant beugeltje, gewoonlijk met een al of niet aan een afzonderlijke spil zittende tong, aan het ene einde van een riem enz. bevestigd en waardoor het andere einde gestoken wordt, dat dan door de tong in de ring vastgehouden wordt (Van Dale, pag. 903). [N 62, 53; MW; monogr.] || gesp || Hoe noemt U een gesp? [N 62 (1973)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
II-7, III-1-3
|
33761 |
gespeend veulen |
gespeend veulen:
gǝspent vi̯ø̜lǝ (Q162p Tongeren),
veulen:
vyø̜.lǝ (Q162p Tongeren)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|
33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
dam:
dam (Q162p Tongeren),
dammer:
damǝr (Q162p Tongeren),
leemdam:
lēmdām (Q162p Tongeren)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|
18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
borst:
bos (Q162p Tongeren)
|
voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|