23515 |
gestichte mis |
gestichte mis:
n gestichte mès (Q162p Tongeren)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18543 |
gestreepte broek |
fantasiebroek:
fantəzībruk (Q162p Tongeren)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
dë múnt (Q162p Tongeren),
Sub II. múnt: Krais òf mént (meet ontronde vorm kòp òf krais.
múnt (Q162p Tongeren)
|
de getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt] [N 112 (2006)] || II. Munt (geldstuk).
III-3-2
|
18828 |
getob; tobben |
gemartel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gemattel (Q162p Tongeren)
|
gemartel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22082 |
getralied schutsel? |
draad:
draad (Q162p Tongeren),
grill:
gril (Q162p Tongeren),
rooster:
rooster (Q162p Tongeren)
|
het getralied schutsel dat diverse hokjes afscheidt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwd wijf:
gətraowt wááəf (Q162p Tongeren)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
20369 |
getuige |
getuige:
de getaaige (Q162p Tongeren),
de getajge (Q162p Tongeren)
|
de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20388 |
getuige zijn |
getuige zijn:
gëtājgë zin (Q162p Tongeren)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
tuigen:
teige (Q162p Tongeren)
|
getuigen [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
33387 |
getuigkast |
kast:
kas (Q162p Tongeren
[(meestal is er een opening in de muur)]
)
|
Een kast, ook wel kist of bak, waarin het getuig van het paard (vooral het kostbare zadel en de haam) bewaard wordt. Op grote boerderijen (of bij welvarende mensen) is er wel eens een apart vertrek voor het getuig, maar dit komt slechts zelden voor. Een kast voor het paardetuig is onbekend in L 320a, 324, 330, 369, Q 113, 198b en 203b. Meestal hangt men het getuig aan haken of balkjes in de muur (K 278, L 271, 318, 322, 372, 413, 429a, P 107a, Q 4, 78, 111 en 193). In L 282 wordt het getuig op een ezel gelegd. Benamingen die niet een kast, kist of bak betreffen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigrek" (2.3.8). Zie ook dat lemma. [N 13, 81]
I-6
|