e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gestichte mis gestichte mis: n gestichte mès (Tongeren) Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)] III-3-3
gestreepte broek fantasiebroek: fantəzībruk (Tongeren) broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)] III-1-3
getalzijde van een geldstuk munt: dë múnt (Tongeren), Sub II. múnt: Krais òf mént (meet ontronde vorm kòp òf krais.  múnt (Tongeren) de getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt] [N 112 (2006)] || II. Munt (geldstuk). III-3-2
getob; tobben gemartel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gemattel (Tongeren) gemartel [ZND 01 (1922)] III-1-4
getralied schutsel? draad: draad (Tongeren), grill: gril (Tongeren), rooster: rooster (Tongeren) het getralied schutsel dat diverse hokjes afscheidt? [N 93 (1983)] III-3-2
getrouwde vrouw getrouwd wijf: gətraowt wááəf (Tongeren) getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] III-2-2
getuige getuige: de getaaige (Tongeren), de getajge (Tongeren) de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] III-2-2
getuige zijn getuige zijn: gëtājgë zin (Tongeren) getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 115 (2003)] III-2-2
getuigen tuigen: teige (Tongeren) getuigen [ZND 24 (1937)] III-3-1
getuigkast kast: kas (Tongeren  [(meestal is er een opening in de muur)]  ) Een kast, ook wel kist of bak, waarin het getuig van het paard (vooral het kostbare zadel en de haam) bewaard wordt. Op grote boerderijen (of bij welvarende mensen) is er wel eens een apart vertrek voor het getuig, maar dit komt slechts zelden voor. Een kast voor het paardetuig is onbekend in L 320a, 324, 330, 369, Q 113, 198b en 203b. Meestal hangt men het getuig aan haken of balkjes in de muur (K 278, L 271, 318, 322, 372, 413, 429a, P 107a, Q 4, 78, 111 en 193). In L 282 wordt het getuig op een ezel gelegd. Benamingen die niet een kast, kist of bak betreffen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigrek" (2.3.8). Zie ook dat lemma. [N 13, 81] I-6