20327 |
gezin |
familie:
dë fëmilzjë (Q162p Tongeren),
huishouden:
’t haushòugë (Q162p Tongeren),
menage (fr.):
mëno’zjë (Q162p Tongeren)
|
gezin || man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
17970 |
gezond |
gezond zijn:
gëzónd (Q162p Tongeren),
goed zijn:
gōēd (Q162p Tongeren)
|
Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, uver, gaaf, krek). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23278 |
gezongen mis |
gezongen mis:
n gezónge mès (Q162p Tongeren)
|
Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20618 |
gezouten haring |
pekelharing:
pīēkëlhêréng (Q162p Tongeren)
|
pekelharing
III-2-3
|
32865 |
gezwad, regel gemaaid gras |
jaan/gaan:
uø̜n (Q162p Tongeren),
u̯ǫi̯n (Q162p Tongeren
[(betekent ook 'zwad')]
)
|
De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|
18038 |
gezwel |
bult:
(bølt) (Q162p Tongeren),
gezwel:
e gezwel (Q162p Tongeren),
knop:
knup (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
gezwel [bel] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19042 |
giechelen |
gibberen:
gibbërë (Q162p Tongeren),
giechelen:
hïchëlë (Q162p Tongeren)
|
giechelen || nerveus giechelend lachen, vooral van meisjes
III-1-4
|
32611 |
gier oproeren |
roeren:
rȳrǝ (Q162p Tongeren)
|
Bij het oppompen van de gier moest men geregeld de inhoud van de gierkelder oproeren, om te voorkomen dat de dikkere giermaterie, het gierbezinksel, onder in de put zou blijven en door de pomp niet meer opgezogen zou kunnen worden. [JG 1a + 1b; N 11A, 59b; S 30; monogr.]
I-1
|
32607 |
gier pompen |
[gier] pompen:
po.mpǝ (Q162p Tongeren)
|
Gier met een pomp uit de gierkelder opzuigen en in de gereedstaande gierton doen vloeien. De gegevens voor Nederlands Limburg (voornamelijk verkregen d.m.v. n 11A) beperken zich tot een achttiental plaatsen. Voor de overige is echter ook het type pompen te verwachten. De plaatselijke uitspraak daarvan kan worden afgeleid uit de gegevens van het vorige lemma. De plaatselijke term voor gier, het object van deze handeling, vindt men in het lemma gier c.a. [JG 1a + 1b; N 11A, 50b; A 9, 26 add.; monogr.]
I-1
|
32605 |
gier uitrijden |
zeik uitvaren:
[zeik] aut˲vǭ.rǝ (Q162p Tongeren),
zeik varen:
[zeik] ˲vǭ.rǝ (Q162p Tongeren)
|
Onder gier uitrijden wordt verstaan het totaal van de volgende handelingen: gier in de gierton pompen of scheppen, gier naar het land vervoeren en aldaar al rijdende verspreiden. De termen aan het einde van dit lemma zijn meer van toepassing op het leegmaken van de beerput, een aparte put waarop de w.c. is aangesloten. De inhoud van deze put werd meestal in een ton op de kruiwagen of in een draagton naar de moestuin, de boomgaard of de huisweide gebracht en daar verspreid. [N 11, 21; N 11A, 51a + 51b + 52; JG 1a; A 9, 26 add.; div.; monogr.]
I-1
|