24411 |
gouden tor |
goudsmid:
gòudsméed (Q162p Tongeren)
|
goudkever
III-4-2
|
21627 |
gouden twintig frank |
goudstukje:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə gou̯t støkskə (Q162p Tongeren),
louis:
ps. omgespeld volgens IPA.
luu̯i (Q162p Tongeren),
napoleon:
ps. omgespeld volgens Frings (behalve de ?, letterlijk overgenomen).
napolei̯oŋ (Q162p Tongeren),
ps. omgespeld volgens IPA.
napoleͅi̯oŋ (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
Betekenis en uitspraak van: napoleon? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] || gouden munt van 20 franc [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20051 |
goudenregen (laburnum anagyroides med.) |
goudenregen:
gòuërêngër (Q162p Tongeren)
|
gouderegenstruik
III-2-1
|
24156 |
goudhaantje |
goudhaantje:
goͅuthøͅŋkə (Q162p Tongeren)
|
goudhaantje (9 zeer klein vogeltje; geel streepje op de kop; meestal in sparren; roep en zang heel hoog piepend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33491 |
goudrenet |
renet:
rënèt (Q162p Tongeren)
|
(goud)renet
I-7
|
20071 |
goudsbloem |
goudsbloem:
[Calendula off.]
gòudsbloem (Q162p Tongeren)
|
Goudsbloem (calendula officinalis). Grote oranjekleurige bloemen. Bijna alle vruchten zijn sikkelvormig gekromd. Gekweekt, ook in blekere kleuren en vaak verwilderd. Bloeitijd van mei tot november (gauwbloem, goudbloem, dodbloem).
III-2-1
|
24157 |
goudvink |
goudvink:
gyoͅutveŋk (Q162p Tongeren),
gòudvénk (Q162p Tongeren)
|
goudvink || goudvink (14,5 grijs op de afbeelding is prachtig rood bij de man; zomer en winter vrij schaars; broedt in sparrenbos; worteltjesnest; roep hoog fluitend [pjuuu] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21327 |
graaf |
graaf:
groaf (Q162p Tongeren)
|
Graaf. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33085 |
graan stapelen in de schuur |
in het zet leggen:
ęnt sęt lęgǝ (Q162p Tongeren),
ringen:
reŋǝ (Q162p Tongeren),
rozen:
rōzǝ (Q162p Tongeren),
tassen:
tā.sǝ(n) (Q162p Tongeren)
|
Wanneer men met de oogstkar bij de boerderij is aangekomen, worden de schoven in de schuur opgetast, in afwachting van het dorsen. Dit gebeurt in een ruimte naast de dorsvloer, het schuurvak, of, bij plaatstekort, op een tijdelijk geconstrueerde schelf boven de dorsvloer. Zie hiervoor aflevering I.6 over Bedrijfsruimten van de boerderij. Zie ook het lemma ''korenmijt'' (5.1.18). In dit lemma staan de opgaven voor het tassen van de schoven bijeen. [N 5A, 69c; N 15, 46; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
26606 |
graan vermeerderen |
laten zakken:
lō.tǝ zakǝ (Q162p Tongeren),
meer geven:
mē.r gę̄.vǝ (Q162p Tongeren)
|
De graantoevoer naar de steen opvoeren. Op deze wijze wordt gedeeltelijk de kwaliteit van het graan geregeld: hoe meer graan tegelijkertijd op de molen is, des te grover het wordt gemalen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛde graantoevoer regelenɛ.' [N O, 36j; Vds 153; Jan 160; Coe 141; Grof 163; N O, 19m add.; N O, 34l]
II-3
|